Op vordering van Meril schorst het hof in dit arrest de behandeling van de hoofdzaak omdat binnenkort een beslissing van de Technische Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau (hierna: de TKB en het EOB) is te verwachten met betrekking tot de geldigheid van het Europees octrooi op grond waarvan Edwards in de hoofdzaak een inbreukverbod heeft gevorderd tegen Meril.
In 2020 verleende het Europees Octrooibureau (EOB) het octrooi EP 3494930 B1 aan Edwards, waarop Meril oppositie instelde. Edwards dagvaardde Meril eind 2021 wegens inbreuk op het octrooi, terwijl Meril in reconventie de vernietiging van het Nederlandse deel van het octrooi vorderde. In 2022 verwierp het EOB Merils oppositie, maar zij ging in beroep bij de Technische Kamer van Beroep (TKB). De rechtbank vernietigde vervolgens delen van het octrooi en wees Edwards' vorderingen af. Edwards ging in hoger beroep. Eind 2023 oordeelde de TKB voorlopig dat het octrooi ongeldig is en de hulpverzoeken van Edwards geen geldigheid bieden.
Meril vordert in dit incident dat het hof de onderhavige procedure op de voet van de artikelen 208 Rv en 83 lid 4 ROW 1995 schorst totdat:
- in hoogste instantie definitief is beslist op de oppositie tegen het octrooi; althans
- de schriftelijke beslissing van de TKB beschikbaar is; althans
- de TKB heeft beslist.
Op grond van artikel 83 lid 4 ROW 1994 kan de Nederlandse rechter een procedure schorsen als er bij het Europees Octrooibureau (EOB) oppositie is ingesteld tegen een Europees octrooi. Het hof maakt hier gebruik van deze bevoegdheid, aangezien partijen al centraal bij de Technische Kamer van Beroep (TKB) procederen over de geldigheid van het octrooi. De TKB heeft een negatief voorlopig oordeel gegeven en een uitspraak wordt kort na de mondelinge behandeling in juni 2024 verwacht. Het hof acht het niet zinvol om partijen nu te laten doorprocederen. Hoewel een herzieningsverzoek bij de Grote Kamer van Beroep mogelijk is, zou dit de procedure onevenredig vertragen. Daarom schorst het hof de behandeling tot de beslissing van de TKB, omdat dat efficiënter lijkt dan verdere vertraging na de memorie van antwoord.
Het hof schorst de behandeling van het hoger beroep totdat de Technische Kamer van Beroep (TKB) van het Europees Octrooibureau een schriftelijke beslissing heeft genomen over Merils beroep tegen de afwijzing van haar oppositie tegen octrooi EP 3 494 930. Na deze beslissing kunnen beide partijen een schriftelijk verzoek indienen om de behandeling van het hoger beroep te hervatten en zich uitlaten over het verdere verloop van de procedure.