Beslissing merkinbreuk door (leeg)verkoop voorraad kan wachten tot beslissing over rechtmatigheid opgezegde distributieovereenkomst
20-08-2024 Print this pagePartijen hebben een mondelinge distributieovereenkomst met IPC. Op 31 maart 2023 heeft IPC aan Coolers bericht de distributieovereenkomst op te zeggen tegen 31 oktober 2023 en niet langer (nieuwe) orders van Coolers te accepteren. Sindsdien heeft Coolers zich genoodzaakt gezien haar bedrijfsmodel te wijzigen naar een bedrijfsinrichting die haar in staat stelt haar omzet te halen uit de verkoop van vergelijkbare producten van andere merken, onder de merknaam Steamy, en de leegverkoop van de voorraad. Het merken- en handelsnaamrechtelijke geschil kan niet los worden gezien van het geschil over de rechtmatigheid van de opzegging/ontbinding van de distributieovereenkomst. De mondelinge behandeling is gepland op 27 september 2024 en op relatief korte termijn is een rechterlijke beslissing hierover. Niet valt in te zien waarom de belangen van IPC zo spoedeisend zijn dat die beslissing over de afwikkeling van de in de markt bekende commerciële relatie in de bodemprocedure niet kan afwachten. Vorderingen afgewezen.
DISTRIBUTIEOVEREENKOMST - MERKENRECHT
Igloo Products Corp (IPC) is een Amerikaanse fabrikant van koelboxen, tassen en bijbehorende accessoires. Zij is houdster van diverse IGLOO-merken. (IGLOO)Coolers is groothandel in witgoed en koelboxen zij heeft afnemers in 17 landen in Europa en heeft een mondelinge distributieovereenkomst met IPC. Op 31 maart 2023 heeft IPC aan Coolers bericht de distributieovereenkomst op te zeggen tegen 31 oktober 2023 en niet langer (nieuwe) orders van Coolers te accepteren. Sindsdien heeft Coolers zich genoodzaakt gezien haar bedrijfsmodel te wijzigen naar een bedrijfsinrichting die haar in staat stelt haar omzet te halen uit de verkoop van vergelijkbare producten van andere merken, onder de merknaam Steamy. Tot dan toe bedroeg haar omzet 90% uit bijna uitsluitend IGLOO-producten.
Geschil gaat over de (rechtsgeldigheid/rechtmatigheid) van de beëindiging van de distributieovereenkomst, maar ook de voortdurend merkgebruik.
IPC heeft daarmee uitdrukkelijk niet het oog op het gebruik van de IGLOO-merken door Coolers voor zover dat (strikt) noodzakelijk is voor de verkoop van IGLOO-producten die Coolers nog in voorraad heeft. IPC verzet zich slechts tegen het gebruik van de IGLOO-merken door Coolers voor zover laatstgenoemde daarmee deloyaal handelt tegenover (de gerechtvaardigde belangen van) IPC, verwarring creëert in de markt, afbreuk doet aan (de functies van) de IGLOO-merken of ongerechtvaardigd voordeel trekt uit de IGLOO-merken, onder meer door (i) zich nog voor te doen als officiële distributeur, (ii) gebruik te maken van domeinnamen met daarin de IGLOO-merken, en (iii) de IGLOO-merken op online verkoopplatforms en sociale media te gebruiken.
Het merken- en handelsnaamrechtelijke geschil kan niet los worden gezien van het geschil over de rechtmatigheid van de opzegging/ontbinding van de distributieovereenkomst.
Indien en voor zover van een rechtsgeldige opzegging dan wel ontbinding van de distributieovereenkomst (en de daarmee samenhangende licentie) door IPC (nog) geen sprake zou zijn, kan IPC aan Coolers geen rechten ontzeggen die laatstgenoemde aan die distributieovereenkomst (en licentie) kan ontlenen, zoals de toestemming van IPC om de IGLOO-merken (intensief) te gebruiken. De ter zitting door IPC geponeerde stelling dat een eventuele onrechtmatige opzegging/ontbinding door IPC enkel zou kunnen leiden tot een schadevergoedingsplicht jegens Coolers, kan om die reden niet zonder meer (en overigens zonder nadere kennis van de standpunten van partijen in de bodemprocedure) als (voorshands) juist worden aanvaard.
De voorzieningenrechter kan dus niet vaststellen of en, zo ja, per wanneer, de tussen partijen gesloten distributieovereenkomst die vanaf 2006 tussen hen bestond, is geëindigd. Bij die stand van zaken kan de voorzieningenrechter evenmin vaststellen dat Coolers op dit moment inbreuk maakt of heeft gemaakt op de IGLOO-merken. Gelet daarop bestaat geen aanleiding om – vooruitlopend op de reeds aanhangige bodemprocedure – het als voorlopige voorziening gevorderde inbreukverbod toe te wijzen.
Ook is de mondelinge behandeling gepland op 27 september 2024 en is er op relatief korte termijn een rechterlijke beslissing hierover. Niet valt in te zien waarom de belangen van IPC zo spoedeisend zijn dat die beslissing over de afwikkeling van de in de markt bekende commerciële relatie in de bodemprocedure niet kan afwachten.
Vorderingen worden afgewezen en IPC wordt veroordeeld in de proceskosten. Daarvoor is €10.682 opgegeven, er wordt aansluiting gezocht bij de indicatietarieven IE voor een eenvoudig kort geding: € 6.000.
IEPT-versie volgt later
ECLI:NL:RBDHA:2024:11317