Vervallen vergoedingsplicht synchronisaties beeld en muziek op grond van 7 WNR, maar Ziggo heeft nog wel (collectief) toestemming nodig
16-08-2024 Print this page
Vergoedingsplicht Ziggo aan naburige rechthebbenden (via SENA) voor het uitzenden van tv-programma's waarin muziek en beeld zijn gecombineerd (synchronisaties) vervalt. Reproductiebegrip in artikel 7 WNR valt onder de werking van Atresmedia-arrest. Naburig rechthebbenden kunnen op grond van artikel 7 WNR geen billijke vergoeding van Ziggo vorderen voor de uitzending van tv-programma’s waarin (commercieel vervaardigde) muziek is verwerkt. Het in artikel 6 WNR neergelegde toestemmingsrecht voor fonogrammenprodu-centen kan ook niet worden ingeroepem. Het in artikel 2 WNR neergelegde recht voor de uitvoerende kunstenaars om toestemming te verlenen voor de uitzending van dergelijke tv-programma’s kan wel worden ingeroepen. Dit wordt op grond van artikel 14a WNR tegenover bijvoorbeeld kabelexploitanten collectief uitgeoefend door Sena. Aan de uitvoerende kunstenaars en fonogrammenproducenten toekomende verbodsrechten uit elkaar te trekken onwenselijk. Gezien de huidige redactie van de WNR geen andere mogelijkheid. Sena's vordering wordt toegewezen. Ziggo moet ofwel stoppen met de doorgifte of een nieuwe overeenkomst sluiten met SENA. Ziggo's tegenvorderingen en verzoek om het vonnis niet uitvoerbaar te verklaren worden afgewezen. Ziggo moet 50% van het bedrag dat zij sinds april 2022 had moeten betalen aan SENA alsnog betalen en de proceskosten.
NABURIGE RECHTEN
De zaak betreft de vergoedingsplicht van kabelexploitanten aan naburige rechthebbenden (via SENA) voor het uitzenden van synchronisaties van beeld en muziek combinaties. Sena int vergoedingen op basis van artikel 7 WNR voor uitzendingen met commerciële muziek (fonogrammen). Volgens het arrest Atresmedia (IEPT20201118, C-147/19) is de vergoedingsplicht niet van toepassing bij synchronisaties omdat het geen enkelvoudige fonogrammen betreft. De vraag is of de vergoedingsplicht van kabelexploitanten op basis van artikel 7 WNR vervalt bij uitzending van synchronisaties.
In het geval het antwoord op deze vraag bevestigend luidt, is de vraag of deze vergoedingsplicht voor kabelexploitanten (indirect) dan nog voortvloeit uit de in de artikelen 2 en 6 WNR opgenomen verbodsbepalingen. De rechtbank bevestigt dat de vergoedingsplicht vervalt en bevestigt de tweede vraag deels, enkel voor zover het gaat om artikel 2 WNR.
De conclusie van het voorgaande is dat de naburig rechthebbenden op grond van artikel 7 WNR geen billijke vergoeding van Ziggo kunnen vorderen voor de uitzending van tv-programma’s waarin (commercieel vervaardigde) muziek is verwerkt. De op grond van artikel 15 WNR aan Sena toekomende collectieve inningsbevoegdheid kan daardoor dus evenmin worden uitgeoefend.
Het in artikel 6 WNR neergelegde toestemmingsrecht voor fonogrammenprodu-centen kan niet worden ingeroepen voor de uitzending van tv-programma’s waarin commercieel vervaardigde fonogrammen zijn verwerkt.
Het in artikel 2 WNR neergelegde recht voor de uitvoerende kunstenaars om toestemming te verlenen voor de uitzending van dergelijke tv-programma’s kan wel worden ingeroepen en wordt op grond van artikel 14a WNR tegenover bijvoorbeeld kabelexploitanten collectief uitgeoefend door Sena. Sena heeft de exploitatieovereenkomsten met de naburig rechthebbenden daar inmiddels op aangepast nadat zij daartoe toestemming heeft gekregen van het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties.
Sena's vordering wordt toegewezen en Ziggo dient de gepleegde inbreuk binnen 48 uur na betekening van dit vonnis toewijsbaar is, ofwel door te stoppen met de doorgifte van de betreffende programma’s ofwel door in overleg te treden met Sena en een nieuwe overeenkomst te sluiten.
Ziggo vraagt om ingangsdatum van overleg te laten starten op moment dat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, vanwege mogelijkheid hoger beroep. Oftewel: een niet-uitvoerbaar-bij-voorraad-verklaring. Omdat Sena bedragen zal doorbetalen aan de achterban en dan moeilijk terug te vorderen zal zijn. Dat belang weegt minder zwaar dan het belang van Sena bij inbreukstaking.
Ziggo's reconventionele vordering is gegrond op dwaling. Het gaat in dit geval om rechtsdwaling, omdat Ziggo heeft gedwaald omtrent de juridische kwalificatie van de doorgifte van een synchronisatie in relatie tot artikel 7 WNR.
Beroepen op beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, en (gedeeltelijke) vernietiging van de kaderovereenkomst en onverschuldigde betalingen aan SENA worden afgewezen.
Sena's verzoek om nieuwe rechtsvragen te stellen aan het Hof van Justitie EU wordt afgewezen.
Ziggo wordt veroordeeld tot betaling aan Sena van een bedrag gelijk aan 50% van het bedrag dat zij op grond van de tot 1 april 2022 geldende kaderovereenkomst had moeten betalen aan Sena voor de sinds 1 april 2022 gedane doorgifte. Proceskostenveroordeling van € 48.625,73 in conventie en 614 in reconventie.
IEPT20240724, Rb Midden-Nederland, SENA v Ziggo