Misbruik alternatieve bevoegdheden ex 8 Brussel-I door vorderingen kunstmatig te handhaven

20-03-2025 Print this page
IEPT20250225, Hof Arnhem-Leeuwarden, Crye v Uni&Forma

Crye claimt auteursrecht op het MultiCam-dessin en beschuldigt U&F PRO (Slovenië) van inbreuk door productie en verkoop van kleding met het SloCam-dessin. Ook GFP, Utexbel en Holtex zouden inbreuk maken, respectievelijk door verkoop en bedrukking van stoffen. 

 

Crye vordert verboden en schadevergoeding in de EU of Nederland en baseert de rechtsmacht op artikel 8 lid 1 Brussel I-bis, vanwege de samenhang tussen de zaken. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd voor U&F PRO, waarop Crye in hoger beroep ging. Utexbel en Holtex riepen met succes dezelfde exceptie in, wat Crye accepteerde. De zaak tegen GFP is aangehouden in afwachting van het hoger beroep. De Nederlandse rechter heeft geen rechtsmacht onder artikel 8 lid 1, maar mogelijk wel onder artikel 7 lid 2 Brussel I-bis. Partijen mogen zich hierover nog uitlaten.

 

INTERNATIONALE RECHTSMACHT - mede-gedaagden en samenhangende vorderingen

 

Crye stellen dat zij auteursrecht bezitten op een camouflagedessin dat zij het MultiCam-dessin noemen. Daarnaast stellen zij dat U&F PRO (Slovenië) dit auteursrecht schendt door het (laten) vervaardigen en verhandelen van kledingstukken met een camouflagedessin genaamd SloCam. De ondernemingen Gear For Professionals (GFP), Utexbel (uit België) en Holtex GmbH (uit Duitsland) zouden zich volgens Crye eveneens schuldig maken aan auteursinbreuk op het MultiCam-dessin; GFP door de verkoop van U&F-producten, de andere twee partijen door het (laten) bedrukken van de stoffen.
 

Crye heeft bij de rechtbank verklaringen voor recht en verboden gevorderd die gericht zijn op beëindiging van de door hen gestelde auteursrechtinbreuken en slaafse nabootsing, alsmede schadevergoeding nader op te maken bij staat. Primair voor de gehele EU en subsidiair voor Nederland. Zij baseren de rechtsmacht van de rechtbank ten aanzien van U&F PRO, Utexbel en Holtex op artikel 8 lid 1 Brussel I-bis, met het argument dat er tussen de vorderingen tegen GFP, UF PRO, Utexbel en Holtex een dusdanige samenhang bestaat dat een goede rechtsbedeling vereist dat deze zaken gezamenlijk worden behandeld en berecht, om tegenstrijdige uitspraken te voorkomen. Omdat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over de vorderingen tegen GFP, een Nederlandse partij, geldt dit volgens Crye ook voor de andere drie gedaagden.
 

U&F PRO heeft een incidentele conclusie tot onbevoegdheid opgeworpen, waarin zij terecht aanvoert dat de rechtbank geen rechtsmacht heeft over de vorderingen tegen haar. Het doel van het hoger beroep is vernietiging van dit vonnis, zodat het hof kan vaststellen dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over de vorderingen van Crye tegen UF PRO.
 

Ook Utexbel en Holtex hebben met succes de exceptie van onbevoegdheid opgeworpen. Crye hebben zich bij die beslissing neergelegd. Tijdens de mondelinge behandeling bij dit hof hebben zij desgevraagd verklaard dat de rechtbank de hoofdzaak tegen GFP heeft aangehouden in afwachting van de beslissing in dit hoger beroep.


De Nederlandse rechter komt geen rechtsmacht toe voor zover Crye die baseert op artikel 8 lid 1 Brussel I-bis. Aan de Nederlandse rechter komt mogelijk wel rechtsmacht toe op grond van artikel 7 lid 2 Brussel I-bis. Partijen kunnen zich daarover uitlaten aangezien deze grondslag slechts zeer beperkt onderwerp van debat is geweest.


IEPT-versie volgt later
ECLI:NL:GHARL:2025:1067