
Opeising internationale en Europese octrooiaanvragen en afgeleide nationale aanvragen. [Eiser] heeft zich jarenlang beziggehouden met het ontwikkelen van waterstoftechnologie en diende in 2016 een octrooiaanvraag in voor een waterstofgenerator, een 'thermal inverter'. Na een samenwerking met [naam 1, 2 en 3] eindigde deze in 2019 in onmin. TI-Holdings vroeg later octrooien aan zonder [eiser] als uitvinder te vermelden. De rechtbank oordeelt dat de technologie in EP 495 is ontleend aan de kennis van [eiser] en dat hij de werkelijke uitvinder is. TI-Holdings’ aanspraak wordt verworpen en de octrooien moeten binnen vier weken aan [eiser] worden overgedragen, op straffe van een dwangsom van €10.000 per dag.
OCTROOIRECHT
[eiser] houdt zich al meer dan twintig jaar bezig met het bedenken en ontwikkelen van oplossingen voor de wereldwijde klimaatproblematiek en de daardoor ontstane vraag naar schone energie. Hij heeft diverse octrooiaanvragen ingediend. In 2016 heeft hij octrooiaanvragen ingediend, maar niet doorgezet in Monaco en de VS voor een "Method and system of hydrogen on demand apparatus". Na een samenwerkingsvorm te hebben gevonden met [naam 1,2 en 3] is er een licentie afgesproken, in 2019 is deze samenwerking in onmin geëindigd. Het in 2020 opgerichte TI-Holdings heeft een Monegaskisch octrooi aangevraagd waar naam 3 als uitvinder is genoemd, waarna meerdere aanvragen volgen (met WO 047 als moederoctrooi)
Eiser vordert verklaring voor recht dat er aanspraak is op de octrooien. De rechtbank onderzoekt of de vorderingen met betrekking tot de Europese octrooiaanvraag EP 495 van TI Holding slagen, aangezien deze aanvraag is afgeleid van de moederaanvraag. De uitkomst hiervan zal ook gelden voor de overige TI-aanvragen.
Volgens de artikelen 78 lid 1 ROW en de artikelen 60 en 61 EOV komt het recht op een Europees octrooi toe aan de uitvinder of diens rechtsopvolger. Om een octrooiaanvraag op te eisen, moet worden vastgesteld of de eiser de werkelijke uitvinder is. De rechtbank hanteert hierbij de criteria IEPT20220222 (Ferring v Allergan) :
i) Welke uitvinding ligt in het opgeëiste (aanvra(a)g(en) en/of recht(en)) besloten?
ii) Is die geopenbaarde uitvinding octrooieerbaar?
iii) Is [eiser] de uitvinder van die geopenbaarde uitvinding?
Een en ander dient te worden beoordeeld vanuit het oogpunt van de relevante vakpersoon.
De rechtbank stelt vast dat de in EP 495 beschreven uitvinding een waterstofgenerator betreft, waarin water door thermolyse wordt omgezet in waterstof en zuurstof. De efficiëntere gasscheiding wordt bereikt door het menggas via een steeds breder wordend spiraalvormig pad te leiden.
[Eiser] meent dat het inventieve aspect enkel de toenemende diameter van dit pad betreft, terwijl TI-Holdings stelt dat de kern ligt in het gebruik van centrifugale kracht voor gasscheiding. De rechtbank oordeelt dat de technische leer van EP 495 ziet op een complete waterstofgenerator en niet slechts op de gasscheider.
Uit het international search report blijkt dat het EOB in ieder geval conclusie 2 van de oorspronkelijke aanvraag nieuw en inventief acht. De rechtbank komt op basis van het debat tussen partijen tot de conclusie dat [eiser] als uitvinder moet worden aangemerkt.
De rechtbank oordeelt dat [eiser] als uitvinder moet worden aangemerkt, omdat hij de technische kennis rondom de waterstofgenerator heeft ingebracht in verschillende samenwerkingen. Dit blijkt uit de 2016-aanvraag en de Auger-tekeningen, die “afkomstig zijn van [eiser] en aldus gerekend moeten worden tot de hem toebehorende kennis in september 2019.” Daarnaast is de FEV-tekening in opdracht van [eiser] gemaakt, en “gesteld noch gebleken is dat een ander dan [eiser] FEV heeft geïnstrueerd om die tekening te maken.” Ook de BS-tekeningen behoren tot zijn intellectuele eigendom, aangezien deze “vóór oktober 2019 in opdracht van [eiser] – en onder overeengekomen geheimhouding – zijn vervaardigd.” Tot slot bevestigt een PPM-document uit september 2019 zijn rol als uitvinder door te stellen: “[eiser], a US citizen, based in Europe is the inventor of the relevant technology.” Op basis van deze feiten concludeert de rechtbank dat [eiser] de uitvinder is.
Niet in geschil is dat [eiser] , [naam 2] en [naam 3] vanaf 2017 hebben samengewerkt met als doel om de door [eiser] ontwikkelde techniek die aan de basis ligt van de waterstofgenerator/ thermal inverter tot een (commercieel) succes te maken. Met TI-Holdings blote stelling dat [eiser] afstand zou hebben gedaan van zijn rechten, heeft TI-Holdings niet voldaan aan haar stelplicht. Gelet op de betwisting, is er onvoldoende toegelicht waarom van afstand sprake zou zijn.
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot de conclusie dat de in EP 495 neergelegde uitvinding is ontleend aan de [eiser] IP en dat [eiser] moet worden aangemerkt als de eigenlijke uitvinder van de met EP 495 te beschermen techniek.
De rechtbank verklaart dat eiser als uitvinder rechthebbende is op de aanvragen, dat naam 2 en 3 geen uitvinders zijn en dat de opgevorderde octrooien binnen 4 weken worden overgedragen (en medewerking daartoe verleend). Dit op last van een dwangsom van €10.000 per dag.
IEPT-versie volgt later
ECLI:NL:RBDHA:2025:4786