Conclusie AG: Klachten slagen rondom letselschade door tv-programma

09-11-2021 Print this page

Aard van de schade dient als gezichtspunt te worden meegewogen. In deze zaak bestaat de schade uit zowel materiële als immateriële componenten, het hof heeft niet kenbaar betrokken dat in onderhavige zaak sprake zou zijn van letselschade. Dit terwijl voor de toerekening van schade relevant is of sprake is van letselschade. Algemeen wordt aangenomen dat letselschade eerder moet worden toegerekend dan zaakschade. Conclusie. Vernietiging arrest en verwijzing.

 

PUBLICATIE-PRIVACY
 

Rechbank IEPT20150716, Hof Amsterdam ECLI:NL:GHAMS:2020:2301


In een uitzending van het televisieprogramma 'Undercover in Nederland' zijn beelden getoond waarbij eiser ten onrechte als heler van gestolen goederen is weggezet. Vast staat dat SBS c.s. hierdoor onrechtmatig hebben gehandeld en dat eiser door de uitzending een psychische stoornis heeft ontwikkeld. In cassatie staat onder andere het condicio sine qua non-verband tussen de gestelde schade en de uitzending centraal, alsmede de vraag in hoeverre de schade kan worden toegerekend.

De uitzending van 21 oktober 2012 was (onder meer) gewijd aan de verduistering van een grote partij sloten van het merk GAD bij de distributeur van de sloten (Guard Lock Zaandam) door een ex-werknemer. In de uitzending kondigde de presentator aan dat hij op zoek gaat naar (weder)verkopers van de desbetreffende sloten om bewijs te verzamelen tegen deze ex-werknemer. Presentator heeft op marktplaats.nl diverse advertenties aangetroffen voor nieuwe sloten (van - volgens de ‘voice-over’ van het programma - exact hetzelfde type als de gestolen partij). De sloten zijn niet door diefstal, maar van een brandschade bij verkoper gekomen.  Het is gebruikelijk dat bij brandschades alle vrijkomende materialen hun eigendom worden, dat bij de uitgevoerde werkzaamheden diverse spullen zijn vrijgekomen, waaronder sloten die aan een derde zijn overgedragen. Dat is gerectificeerd, echter de werkgever van eiser zegt arbeidsrelatie op.

 

Een aantal klachten slagen.


2.12 Bij de bespreking van de klacht dat het hof heeft miskend dat onder ‘aard van de schade’ ook letselschade valt, stel ik voorop dat de rechtbank in haar vonnis heeft geoordeeld dat het bij een aantal schadeposten om letselschade gaat5, en dat eiser in hoger beroep heeft aangevoerd dat niet slechts een aantal maar alle schadeposten zijn aan te merken als letselschade (en dat dit aanleiding geeft tot een ruime toerekening).6 Hoewel het hof heeft vooropgesteld dat ook de aard van de schade als gezichtspunt dient te worden meegewogen en dat in deze zaak de schade bestaat uit zowel materiële als immateriële componenten, heeft het hof niet kenbaar betrokken dat in onderhavige zaak sprake zou zijn van letselschade. Dit terwijl voor de toerekening van schade relevant is of sprake is van letselschade. Algemeen wordt aangenomen dat letselschade eerder moet worden toegerekend dan zaakschade, en dat in zo’n geval aan de voorzienbaarheid niet al te strenge eisen worden gesteld.7 Het hof is niet ingegaan op de als essentieel aan te merken stelling van eiser dat sprake is van letselschade.8 Het hof heeft miskend dat onder ‘aard van de schade’ ook letselschade valt en dat letselschade in beginsel aanleiding geeft voor een ruimere toerekening, zodat het oordeel van het hof hetzij getuigt van een onjuiste rechtsopvatting hetzij niet voldoende begrijpelijk is gemotiveerd. De klacht slaagt.

(...)
2.15 Onderdeel 2.2-III bevat grotendeels een herhaling van eerdere klachten en behoeft in zoverre geen bespreking. Voor zover het onderdeel klaagt dat het hof heeft miskend dat geen sprake was van enige predispositie9, berust de klacht op een onjuiste lezing van het arrest. Het hof heeft immers in rov. 3.20 in het midden gelaten of bij eiser al dan niet sprake is geweest van een bijzondere psychische gesteldheid en of een psychische stoornis al latent aanwezig was. Het onderdeel klaagt verder dat het hof heeft miskend dat (kennis van) een eventuele predispositie niet van belang is voor de toerekening, omdat het slachtoffer genomen dient te worden zoals hij is.10 De klacht gaat er kennelijk vanuit dat sprake is van letselschade en dat in zo’n geval een weinig voorzienbaar gevolg samenhangend met een predispositie toch toegerekend zou moeten worden. Voor zover deze klacht voortbouwt op subonderdelen 2.2-I en 2.2-IIa, slaagt de klacht om dezelfde redenen. Indien er vanuit wordt gegaan dat sprake was van letselschade, kon het hof niet volstaan met de overweging dat SBS c.s. niet bekend konden zijn met de psychische gesteldheid van eiser. In het geval van het toebrengen van letsel zullen de gevolgen van de door de predispositie bepaalde reactie in het algemeen als een gevolg van de daad aan de dader moeten worden toegerekend en is het niet van belang of de dader daarmee bekend was of kon zijn.11 In zoverre getuigt het oordeel van het hof van een onjuiste rechtsopvatting dan wel is het onvoldoende gemotiveerd.

 

ECLI:NL:PHR:2021:981