10.6 Strijd met openbare orde of goede zeden

Print this page
Auteur:
Th.C.J.A. van Engelen, N.F. de Bruin

  naar IE-Beginselen   

 

IEPT20200227, HvJEU, Fack Ju Gothe

Strijd met goede zeden. Gerecht mocht oordeel dat het teken “Fack Ju Göhte” in strijd is met de goede zeden ex artikel 7 lid 1 onder f Uniemerkenverordening niet enkel op het intrinsiek vulgaire karakter van deze Engelse uitdrukking baseren: strijd met goede zeden vereist dat het teken in strijd is met de fundamentele morele waarden en normen waaraan een bepaalde samenleving op een gegeven moment belang hecht, hierbij moet worden uitgegaan van de perceptie van een redelijke persoon met een gemiddelde gevoeligheids- en tolerantiedrempel, rekening houdend met de context waarin met het merk in aanraking kan worden gekomen en de bijzondere omstandigheden zoals wetteksten en administratieve praktijken, de publieke opinie en de wijze waarop het relevante publiek in het verleden op dat teken of op overeenstemmende tekens heeft gereageerd. De omstandigheid dat het merk zelf moet worden onderzocht betekent niet dat bij dit onderzoek contextuele elementen die helderheid kunnen verschaffen over de wijze waarop het relevante publiek dit merk opvat - zoals de omstandigheid dat het teken “Fack Ju Göhte” overeenkomt met de titel van een door rekwirante geproduceerde succesvolle film, de omstandigheid dat de titel ervan geen aanleiding lijkt te hebben gegeven tot controverse, het feit dat de film goedgekeurd was voor een jong publiek en het feit dat het Goethe-Institut de film voor pedagogische doeleinden gebruikt - buiten beschouwing kunnen worden gelaten, vrijheid van meningsuiting speelt ook binnen merkenrecht. EUIPO heeft niet rechtens genoegzaam aangetoond dat het merk in strijd is met de goede zeden: het geheel van de contextuele elementen wijst er eensluidend op dat de titel van de film niet als moreel onaanvaardbaar werd beschouwd door het algemene Duitstalige publiek, geen enkel concreet element naar voren gebracht om op plausibele wijze te verklaren dat het publiek gebruik van het teken als merk wel zou opvatten als strijdig met de fundamentele morele waarden en normen van de samenleving.