(g) Vormmerken

Print this page
Auteur:
Th.C.J.A. van Engelen, N.F. de Bruin

  naar IE-Beginselen   

 

 

Hof van Justitie EU

 

IEPT20190314, HvJEU, Textilis v Svenskt Tenn

Artikel 7(1)e)iii) UMeV (Vo 207/2009 zoals gewijzigd bij Vo 2015/2424) niet van toepassing op merken die vóór de inwerkingtreding van de wijziging van die verordening (23 maart 2016) zijn ingeschreven. Teken bestaande uit tweedimensionale decoratieve patronen dat op waren zoals stoffen of papier is aangebracht bestaat niet “uitsluitend uit de vorm” in de zin van artikel 7(1)e)iii) GMeV (Vo 207/2009 van vóór de wijziging bij Vo 2015/2524). Ofschoon het betrokken teken in het hoofdgeding vormen weergeeft die bestaan uit de externe omtrekken van tekeningen die op gestileerde wijze delen van geografische kaarten afbeelden, bevat dit teken – naast deze vormen – decoratieve bestanddelen die zich zowel binnen als buiten deze omtrekken bevinden. Dat teken tevens auteursrechtelijk beschermd is, is irrelevant voor vraag of het al dan niet uitsluitend bestaat uit een “vorm”.

 

IEPT20180913, HvJEU, Birkenstock v EUIPO

Rechtspraak inzake 3D vormmerken van toepassing op aangevraagde 2D patroon. Gerecht heeft terecht geoordeeld dat rechtspraak inzake driedimensionale vormmerken die samenvallen met de verschijningsvorm van de waar zelf - die alleen onderscheidend vermogen hebben indien deze op significante wijze afwijken van de norm of van wat gangbaar is in de betrokken sector - van toepassing is op de door Birkenstock aangevraagde tweedimensionale oppervlaktepatroon dat samenvalt met de verschijningsvorm van de betrokken waren. Deze rechtspraak is ook van toepassing wanneer het aangevraagde merk bestaat uit een patroon dat is toegepast op (een deel van) het oppervlak van de waar. Gelet op intrinsieke kenmerken – een reeks elementen die op regelmatige wijze worden herhaald – is waarschijnlijk dat het teken wordt gebruikt als oppervlaktepatroon en dus samenvalt met de verschijningsvorm van de betrokken waren.

 

IPPT20170504, CJEU, August Storck v EUIPO
Rechtspraak met betrekking tot het onderscheidend vermogen van driedimensionale merken bestaande uit het uiterlijk van het product ook van toepassing op beeldmerken die bestaan uit een tweedimensionale representatie van het product. Gerecht EU kon oordelen dat het beeldmerk bestaande uit een witte, grijze en blauwe, vierkante verpakking geen onderscheidend vermogen heeft voor snoepgoed: “(i) the different colours are commonplace, such that they will be perceived by the relevant public only as being aesthetic or presentational elements, (ii) the interpretation that the figurative element in question represents a snow-covered mountain and a blue sky is not obvious to the relevant consumer, (iii) it is well known that such a pattern and a blue sky frequently appear on the packaging of products such as the goods concerned, (iv) as regards the colours used, the white part could also bring to mind milk, an ingredient commonly used in chocolates and ice-creams, which is often represented on the packaging of chocolates, and (v) the addition of an image naturally comes to mind, given that the consumer is used to the fact that coloured elements are present on the packaging of products such as the goods concerned.”


IEPT20170511, HvJEU, Yoshida v EUIPO
Dat een teken sier- of fantasie elementen bevat, sluit de toepassing van de weigeringsgrond van artikel 7(1)(e)(ii) UMeV (vorm of ander kenmerk van de waar noodzakelijk voor technische uitkomst) niet uit voor zover deze sier- of fantasie-elementen geen belangrijke rol spelen in de vorm van de betrokken waar, waarvan alle wezenlijke kenmerken aan een technische functie moeten beantwoorden. Onderscheidend vermogen van een teken kan niet de toepassing van de weigeringsgrond van artikel 7(1)(e)(ii) UMeV beletten.

 

IEPT20161110, HvJEU, Simba Toys v EUIPO
Bij het onderzoek naar het functionele karakter van het betrokken teken, hadden het EUIPO en het Gerecht ook rekening moeten houden met functionele elementen die niet zichtbaar zijn, zoals het draaivermogen ervan. Dat er bij de inschrijvingsaanvraag niet kenbaar is gemaakt dat betrokken vorm een draaivermogen heeft, staat hieraan niet in de weg.

 

IEPT20150916, HvJEU, Nestlé v Cadbury

Voor nietigheid vormmerk vereist dat één van de drie nietigheidsgronden volledig van toepassing is. Voor technische uitkomst noodzakelijke vorm van de waar ziet alleen op het functioneren van de waar en niet op de vervaardiging daarvan. Inburgering: aanvrager moet bewijzen dat betrokken kringen de waar of dienst, wanneer deze uitsluitend wordt aangeduid met dit merk, zien als afkomstig van een bepaalde onderneming.

 

IEPT20150507, HvJEU, Voss of Norway v BHIM

Geen onderscheidend vermogen. GEU heeft bewijslast onderscheidend vermogen niet omgekeerd maar heeft autonoom onderzoek gedaan. GEU heeft niet nagelaten te omschrijven wat de norm of gangbaar is in de sector van de waren waarvoor het betwiste merk is ingeschreven. GEU heeft terecht onderzocht of het betwiste merk op significante wijze afwijkt van de norm of wat gangbaar is in de betrokken sector. Onterecht gesteld dat GEU bij beoordeling onderscheidend vermogen niet totaalindruk heeft onderzocht. GEU heeft onderzoek van betrokken driedimensionale teken niet beperkt tot vergelijking van de vorm ervan met een tweedimensionaal merk. Dat GEU zou hebben overwogen dat merk waarvan elementen niet onderscheidend zijn geen onderscheidend vermogen kan hebben berust op een onjuiste lezing van het arrest.

 

IEPT20140918, HvJEU, Hauck v Stokke

Begrip "vorm die door de aard van de waar bepaald wordt”: niet uitsluitend vorm die voor functie van betrokken waar onontbeerlijk is, maar ook vorm waarin één of meerdere wezenlijke gebruikskenmerken aanwezig zijn die inherent zijn aan de generieke functie(s) van de waar en waarnaar de consument mogelijkerwijs in de waren van concurrenten zoekt. Begrip “vorm die een wezenlijke waarde aan de waar geeft” is niet beperkt tot uitsluitend esthetische elementen maar omvat ook de vorm van een waar met verschillende kenmerken die aan de waar verschillende wezenlijke waarden kunnen geven. Geen weigering vormmerk mogelijk indien geen van de drie weigeringsgronden volledig van toepassing is.

 

IEPT20120524, HvJEU, Lindt v BHIM

Op juiste gronden geoordeeld dat onderscheidend vermogen ontbreekt. Inschrijving van merken die elk onderscheidend vermogen missen wordt geweigerd. Volgens vaste rechtspraak moet het onderscheidend vermogen van een merk in de zin van die bepaling worden beoordeeld met betrekking tot de waren of diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd, en uitgaande van de perceptie van het merk door het relevante publiek. Alleen een merk dat op significante wijze afwijkt van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is, en derhalve de essentiële functie van herkomstaanduiding vervult, bezit onderscheidend vermogen.

 

IEPT20110714, HvJEU, Viking Gas v Kosan Gas

Navullen niet als regel merkinbreuk: dat de houder van een exclusieve licentie voor het gebruik van composietgasflessen die zijn bestemd om te worden hergebruikt, waarvan de vorm is beschermd als driedimensionaal merk en waarop die houder zijn als woord- en beeldmerken ingeschreven naam en logo heeft aangebracht, zich niet op grond van die bepalingen ertegen kan verzetten dat die flessen, na te zijn aangekocht door consumenten die vervolgens het daarin aanwezige gas hebben opgebruikt, door een derde, tegen betaling, worden ingewisseld voor composietflessen die zijn gevuld met gas dat niet van die houder afkomstig is, tenzij die houder zich kan beroepen op een gegronde reden in de zin van artikel 7, lid 2, van richtlijn 89/104.


IEPT20100914, HvJEU, Lego v BHIM
Teken bestaat “uitsluitend” uit de vorm die noodzakelijk is voor technische uitkomst: dat aan deze voorwaarde is voldaan wanneer alle wezenlijke kenmerken van de vorm beantwoorden aan de technische functie. De aanwezigheid van niet-wezenlijke kenmerken zonder technische functie is in dit verband irrelevant; Noodzakelijk voor technische uitkomst– alternatieve oplossingen: op goede gronden geoordeeld dat deze voorwaarde niet betekent dat de betrokken vorm de enige moet zijn waarmee die uitkomst kan worden verkregen. Vaststelling “wezenlijke kenmerken”: geen sprake van een systematische hiërarchie tussen de verschillende types van elementen die een teken kan bevatten en moet niet dwingend worden verricht uit het oogpunt van het relevante publiek. Beoordeling technische functionaliteit kan aan de hand van octrooidocumenten.


IEPT20070920, HvJEG, Benetton v G-Star

Vorm die wezenlijke waarde aan waar geeft per definitie uitgesloten als merk en kan ook niet door inburgering merk worden.

 

IEPT20060112, HvJEG, Deutsche SiSi-Werke

Geen onderscheidend vermogen. Consument zal vorm van drankverpakking slechts als herkomstaanduiding opvatten wanneer die meteen als zodanig wordt opgevat.

 

IEPT20050630, HvJEG, Eurocermex vorm van bierfles
Vormmerk: Geen onderscheidend vermogen op grond van totaalindruk die door de vorm en de schikking van de kleuren van het aangevraagde merk wordt opgeroepen.

 

IEPT20040429, HvJEG, Henkel

De als merk aangevraagde vorm van een waar elk onderscheidend vermogen mist in de zin van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 naarmate deze vorm een grotere gelijkenis vertoont met de meest waarschijnlijke vorm van de betrokken waar. Alleen een merk dat op significante wijze afwijkt van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is, en derhalve zijn essentiële functie als herkomstaanduiding vervult, heeft onderscheidend vermogen.

 

IEPT20040212, HvJEG, Henkel vorm fles
Merkenrecht: beoordeling onderscheidend vermogen vormmerk fles - beschrijvend - relevante, nationale markt

 

IEPT20020618, HvJEG, Philips v Remington

Weigeringsgronden merken limitatief - criteria voor onderscheidend vermogen voor alle merken gelijk - Inburgering: grootschalig exclusief gebruik kan tot inburgering leiden, maar dient concreet beoordeeld te worden - Vormmerk: uitgesloten indien wezenlijke functionele kenmerken van de vorm uitsluitend aan technische uitkomst zijn toe te schrijven, ook indien technische uitkomst door alternatieve vormen kan worden verkregen.

 

Gerecht EU

 

IEPT20100304, GEU, Weldebräu v BHIM
Geen verwarringsgevaar vormmerken flessen: Gelet op het feit dat er belangrijke verschillen tussen de conflicterende tekens bestaan en verzoekster niet heeft aangetoond in welk opzicht het oudere merk een groot onderscheidend vermogen heeft, wettigt het loutere feit dat de twee flessen een spiraalvormige hals hebben, niet de conclusie dat er gevaar voor verwarring van de conflicterende merken bestaat, ook al zijn de betrokken waren dezelfde. 

 

IEPT20071010, GvEA, Bang & Olufsen
Vormmerk luidspreker: bijzonder oplettend publiek - vorm wijkt significant af van hetgeen gangbaar is; dat vorm tevens esthetische functie heeft doet aan onderscheidend vermogen niet af

 

IEPT20070523, GvEA, Reinigingstablet met bloemdessin

Aangevraagde vormmerken missen onderscheidend vermogen

 

Benelux Gerechtshof

 

IEPT19971219, BenGH, Beaphar v Nederma

Verval art 5(4) (oud) BMW wegens verlies onderscheidend vermogen geldt alleen voor woordmerken. Geen gebruiksverbod op grond van vormmerk dat onderscheidend vermogen geheel verloren heeft: indien het onderscheidend vermogen waarover een vormmerk ten tijde van zijn deponering be-schikte ten tijde van het door de merkhouder als inbreuk op zijn vormmerk gewraakte gebruik van zijn merk reeds geheel verloren is gegaan, de merk-houder zich niet op grond van zijn merkrecht tegen dat gebruik kan verzetten;

 

Hoge Raad

 

IEPT20151127, HR, Hauck v Stokke
Hof dient te onderzoeken of hetzij de ene grond, hetzij de andere, hetzij beide vormuitsluitingsgronden volledig van toepassing zijn. Uitsluitingsgrond dat vorm niet een merk kan vormen wanneer deze wezenlijke waarde aan de waar geeft bestrijkt niet mede het geval dat in deze vorm een ander element dat niet inherent is aan de generieke functie van de waar, zoals een sier- of fantasie-element, een belangrijke of wezenlijke rol speelt. 
 

IEPT20130412, HR, Hauck v Stokke
Prejudiciële vragen vormmerken: wezenlijk waarde van de waar en vorm die door aard van de waar wordt bepaald.

 

IEPT20111223, HR, Revillon Chocolatier v Trianon Chocolatiers

Juiste maatstaf inzake onderscheidend vermogen vormmerk toegepast: consument hoeft niet te weten aan wie het product moet worden toegeschreven. Onderscheidend wegens significante afwijken van getoonde staafjes: wezenlijk onderscheidt van wat in de betrokken branche gebruikelijk is. Prejudiciële vragen HvJEU inzake “wezenlijke waarde van de waar”.

 

IEPT20090403, HR, Benetton v G-Star

Wezenlijk waarde van de waar: Vorm die wezenlijke waarde aan de waar geeft niet toelaatbaar als merk ook wanneer de vorm voorafgaand aan de inschrijving al aantrekkingskracht heeft verkregen door de bekendheid van die vorm als onderscheidingsteken.

 

IEPT20060908, HR, Benneton v G-Star

Onderscheidend vermogen op het moment van depot bepalend voor nietigheid merk - Vormmerk en wezenlijke waarde: Vindt publiek de broek aantrekkelijk om zijn uiterlijke kenmerken of omdat die kenmerken de broek herkenbaar maken als van G-Start afkomstig?: prejudiciële vragen aan HvJEG - Geen depot te kwader trouw door voor-voorgebruiker merk - Inbreuk Benetton omdat Benetton haar broek in Nederland op de markt heeft laten brengen - Ontwerp spijkerbroek oorspronkelijk auteursrechtelijk werk - Geen verwording ontwerp tot onbeschermde stijl doordat maker zelf stijlelementen in andere ontwerpen verwerkt.

 

IEPT19960329, HR, Beaphar v Nederma

Criteria voor twee-dimensionaal merk ook toepasselijk op drie-dimensionaal merk. Vragen van uitleg inzake verlies onderscheidend vermogen vormmerk.

 

Gerechtshoven

 

IEPT20180821, Hof Arnhem-Leeuwarden, Rivafoam v Storopack

S-vormmerk voor opvulmateriaal nietig verklaard. Het S-vormmerk van Rivafoam is voorzien van belijningen in de vorm van groeven en kartelingen. Vaststaat dat de groeven en kartelingen, zoals afgebeeld in de merkregistratie, het directe gevolg zijn van de door Rivafoam toegepaste productietechniek.

 

Rechtbanken

 

IEPT20190510, Rb Den Haag, Glutton

Beroep op nietigheid Glutton Unievormmerk gehonoreerd. Voorzieningenrechter gaat niet uit van vermoeden van geldigheid. In casu is door de toeleverancier van gedaagde, Addex, een procedure strekkende tot nietigverklaring aanhangig gemaakt bij het EUIPO. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter voldoende reden niet van het vermoeden van geldigheid uit te gaan maar de aangevoerde nietigheidsgrond inhoudelijk te beoordelen.

 

IEPT20160711, Rb Oost-Brabant, De Vries v Bakx

Mexicano vormmerk mogelijk verworden tot soort. Hoge mate van visuele overeenstemming tussen Mexicano vormmerk en Bakx’ Mexicano’s. Geen inbreuk “sub b”. Vormmerk beschikt over te weinig onderscheidend vermogen en mogelijk verworden tot soort (vereist feitenonderzoek dat kort geding te buiten gaat).