Misleidende reclame of handelspraktijk - algemeen

Print this page

Hof van Justitie EU

 

IEPT20170208, HvJEU, Carrefour v ITM

Laagste Prijsgarantie. Vergelijkende reclame ongeoorloofd, indien de winkels behoren tot bedrijven die elk een reeks winkels van verschillende omvang en type bezitten en de adverteerder prijzen uit winkels van grotere omvang of een groter type vergelijkt met prijzen uit winkels van een kleinere omvang of een kleiner type van de concurrerende ketens, tenzij consument in de reclameboodschap zelf duidelijk op de hoogte wordt gebracht van dat het een vergelijking tussen prijzen uit winkels van verschillende omvang of een verschillend type betreft. Verwijzende rechter moet verifiëren of in het hoofdgeding de betrokken reclameboodschap niet voldoet aan het vereiste van objectiviteit van de vergelijking en/of misleidend van aard is  rekening houdend met de normaal  geïnformeerde en redelijk oplettende en bedachtzame gemiddelde consument  en  met de gegevens die in die reclameboodschap zelf worden verstrekt.

 

IEPT20161026, HvJEU, Canal Digital
Bij beoordeling of handelspraktijk een misleidende omissie vormt dient rekening gehouden te worden met context waarin die praktijk plaatsvindt. Met name dient er rekening gehouden te worden met de beperkingen die eigen zijn aan het gebruikte communicatiemedium. Het opsplitsen van de prijs in meerdere componenten, waarvan één op de voorgrond wordt geplaatst moet als misleidend worden beschouwd. Het kan bij de consument de indruk wekken dat hem een voordelige prijs wordt aangeboden en op basis hiervan een besluit over een transactie neemt, die hij anders niet had genomen. Het in marketinguitingen nadruk geven aan de maandelijkse kosten en het weglaten of minder nadruk geven aan halfjaarlijkse kosten wordt beschouwd als een misleidende omissie, wanneer de consument hierdoor een besluit over een transactie neemt die hij anders niet had genomen.

 

IEPT20150416, HvJEU, Nemzeti v UPC

Eenmalige verstrekking onjuiste informatie door handelaar aan slechts één consument is “misleidende handelspraktijk”. Als sprake is van oneerlijke handelspraktijk hoeft niet te worden nagegaan of praktijk in strijd is met vereisten van professionele toewijding.

 

IEPT20131219, HvJEU, Trento Sviluppo v AGCM

Handelspraktijk is misleidend als praktijk onjuiste informatie betreft die gemiddelde consument kan bedriegen en van dien aard is dat zij de consument ertoe kan brengen een besluit te nemen over de transactie die hij anders niet had genomen. Begrip “besluit over transactie”  omvat alle besluiten die rechtstreeks verband houden met het besluit om het product al dan niet te kopen.

 

IEPT20131017, HvJEU, RLvS v Stuttgarter Wochenblatt
Richtlijn oneerlijke handelspraktijken verzet zich niet tegen nationaal recht dat inhoudt dat uitgever bij iedere betaalde publicatie het woord „advertentie” („Anzeige”) moet vermelden, tenzij deze publicatie door vorm en indeling algemeen herkenbaar is als reclame. Een dergelijke uitgeverspraktijk is geen handelspraktijk omdat het geen wezenlijke verstoring vormt van economisch gedrag van consumenten om de krant te verwerven of mee te nemen. In die omstandigheden beoogt de richtlijn niet een concurrent van de betrokken krantenuitgever te beschermen.

 

IEPT20110630, HvJEU, Wamo v JBC

Algemene verbod op aankondiging prijsverminderingen tijdens sperperiode niet toegestaan: dat de richtlijn oneerlijke handelspraktijken aldus moet worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale bepaling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die op algemene wijze aankondigingen van prijsverminderingen en suggesties daarvan tijdens de sperperiode verbiedt, voor zover deze bepaling de bescherming van de consumenten beoogt. Het staat aan de verwijzende rechter om te beoordelen of zulks het geval is in het hoofdgeding. Werking richtlijn oneerlijke handelspraktijken beperkt tot consumentenbescherming.

 

IEPT20110512, HvJEU, Konsumentombudsman v Ving
Alleen vermelding vanafprijs geen misleidende omissie: dat de vermelding van alleen een vanafprijs in een uitnodiging tot aankoop op zichzelf niet als een misleidende omissie kan worden beschouwd. Verwijzing naar website voor productkenmerken mogelijk.

 

 

IEPT20011025, HvJEG, Toshiba v Katun

Vermelding in catalogus van OEM-artikelnummer voor reserveonderdelen en verbruiksartikelen kan als vergelijkende reclame worden aangemerkt - Sprake van behalen oneerlijk voordeel wanneer daardoor de reputatie van de OEM-fabrikant aan het vergeleken produkt wordt toegeschreven

 

Hoge Raad

 

IEPT20220712, HR, Staatsloterij
Schadevergoeding in verband met misleidende mededelingen staatsloterij. Vermoeden van condicio sine qua non causaal verband niet nodig in geval van een abonnementsspeler waarbij geldt dat hun speelgeschiedenis beschikbaar is.
 

IEPT20150130, HR, Staatsloterij v Loterijverlies 
Geen onbegrijpelijk oordeel van Hof dat het gebruik in “loterijland” om prijzen te trekken uit “universum” dat aanzienlijk groter is dan aantal daadwerkelijk verkochte loten, niet (in voldoende mate) kenbaar is voor gemiddelde consument. Geen onbegrijpelijk oordeel van Hof dat gewraakte mededelingen van Staatsloterij van voldoende materieel belang waren om beslissing van gemiddelde consument te beïnvloeden. Staatsloterij kan volstaan met streven naar uitkeringspercentage van 60 per maandelijkse loterij en het realiseren van dit percentage als gemiddelde over een langere periode.

 

IEPT20091127, HR, Worldonline
Onjuiste indruk gewekt door betrokkene dat geen aandelen waren verkocht voorafgaand aan beursgang. Bij uitzondering correctieplicht uitgevende instelling in aanvulling op prospectus, waarin overdracht aandelen voldoende duidelijk was gemaakt. Aansprakelijkheid misleidende mededelingen in prospectus conform regels voor misleidende reclame. Bewijslast misleiding: conditio sine qua non-verband als uitgangspunt. Collectieve actie mogelijk bij beoordeling of het gedrag van World Online en de Banken bij de beursintroductie onrechtmatig is geweest.

 

IEPT20080530, HR, TMF Financial Services

Misleidende beleggingsbrochure: Bij beantwoording van de vraag of de brochure misleidend is in de zin van art. 6:194 BW had het hof behoren uit te gaan van de vermoedelijke verwachting van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument tot wie de brochure zich richt of die zij bereikt.

 

IEPT19980508, HR, Boterenbrood v MeesPierson
Onvolledig of misleidend karakter wordt niet weggenomen door de mogelijkheid vragen te stellen of nadere inlichtingen te verkrijgen. Stelplicht en bewijslast inzake niet-misleidend zijn van onvolledigheid. Nu prospectus een in beginsel relevant gegeven niet vermeldde was het aan MeesPierson als voor dit prospectus aansprakelijke om feiten te stellen en bij betwisting te bewijzen, waaruit valt af te leiden dat het hier om een zodanig gebruikelijke aansprakelijkheid gaat, dat het niet vermelden daarvan niet de slotsom kan wettigen dat het prospectus dientengevolge misleidend was. Hof buiten rechtsstrijd getreden door Boterenbrood als ‘ervaren beleggers’ aan te merken in plaats van ‘doorsnee-beleggers’.

 

Gerechtshoven

 

IEPT20200512, Hof Den Haag, Otolift v Smienk
Gesprekken van Smienk met twee klanten en gesprekken [directielid van Smienk] en [het recherchebureau] met Otolift voldoende basis voor oordeel Rb dat Otolift afbrekende mededelingen over Smienk heeft gedaan. Vergelijkende reclame (artikel 6:194a BW) ziet ook op telefonische mededelingen aan slechts één of enkele potentiële klanten.

 

IEPT20170307, Hof Amsterdam, Skyscanner v RCC

CVB RCC mocht oordelen dat opnemen aanbod Govolo (dat handelde in strijd met Reclamecode) in prijsvergelijking oneerlijke handelspraktijk oplevert: website Skyscanner verweven met websites aanbieders en Skyscanner heeft zakelijk belang bij het kiezen van een vlucht via haar website. Opnemen van aanbod als dat van Govolo houdt rechtstreeks verband met de verkoopbevordering van de website van Skyscanner. Activiteiten Scyscanner hebben niet enkel technisch, automatisch en passief karakter: sprake van bewerking door het classificeren en structureren van informatie afkomstig van aanbieders.

 

IEPT20161220, Hof Arnhem-Leeuwarden, Trebs v Food & Fun
Beroep op Wet op de oneerlijke handelspraktijken mogelijk via correctie Langemeijer, maar in casu onvoldoende onderbouwd. de in die wet genoemde belangen kunnen zich mede uitstrekken tot de belangen van een concurrerende handelaar die zich jegens consumenten schuldig maakt aan misleidende handelspraktijken. Aanwijzing hiervoor is te vinden in punt 8 van de considerans van de Richtlijn oneerlijkhandelspraktijken. Food & Fun c.s. hebben hun stelling dat de handelswijze van Trebs ook jegens hen onrechtmatig is echter niet uitgewerkt, zodat het hof daaraan voorbij gaat.

 

IEPT20151020, Hof Arnhem-Leeuwarden, 20 oktober 2015, Oneerlijke handelspraktijk
Oneerlijke handelspraktijk door weglaten of op onvoldoende duidelijk verstrekken informatie over risico’s brugfinancieringen, plaatsingscommissie en eigen deelname in brugfinancieringen. Feit dat appellanten ondernemers zijn breng niet met zich dat zij geen gemiddelde consumenten zijn.

 

IEPT20141223, Hof Den Haag, Hotels.nl v Hotel Booker
Uitingen waarin consument wordt geattendeerd op mogelijkheid om hotelovernachting voor bepaalde prijs te boeken danwel daarop bod uit te brengen uitnodigingen tot aankoop (artikel 6:193a BW). Aanbieders van reisaanbiedingen moeten prijzen inclusief onvermijdbare kosten publiceren, indien kosten variabel deze aangeven en geen gebruik maken van vanaf-prijzen/(start)prijzen. Voldoende aannemelijk dat Hotel Booker en Hotelkamerveiling.nl structureel niet voldoen aan deze eisen. Reconventie: Hotels.nl voldoet zelf ook niet aan deze eisen.

 

IEPT20131001, Hof Amsterdam, Stichting Misrekening v ING

Geen oneerlijke handelspraktijk: duidelijk dat in  aanbod ING vermelde tweede rentepercentage variabele rente betrof die zou kunnen wijzigen.

 

IEPT20100302, Hof Arnhem, Architect
Onrechtmatig voeren titel “BNA architect” leidt niet tot schadeplicht: het enkele feit dat [geïntimeerde] “ten onrechte het predikaat architect bna zou hebben gevoerd” nog niet impliceert dat daarom sprake is van een tot schadeplichtigheid leidende toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [geïntimeerde]. Kwaliteitsverwachting door titel “BNA architect”: de presentatie als BNA-architect mede bepalend is voor de kwaliteit die [appellanten] op grond van de overeenkomst mochten verwachten.