Artikel 9

Print this page

1. De lidstaten zien erop toe dat elke collectieve beheerorganisatie beschikt over een toezichtfunctie voor permanent toezicht op de activiteiten en de taakuitvoering van de personen die leidinggeven aan de activiteiten van de organisatie.

2. De verschillende categorieën leden van de collectieve beheerorganisatie zijn billijk en evenwichtig vertegenwoordigd in het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent.

3. Elke persoon die de toezichtfunctie uitoefent, legt aan de algemene ledenvergadering jaarlijks een individuele verklaring inzake belangenconflicten af die de in artikel 10, lid 2, tweede alinea, bedoelde informatie bevat.

4. Het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent, komt periodiek bijeen en heeft ten minste de bevoegdheid om:

a) de bevoegdheden uit te oefenen die het door de algemene ledenvergadering zijn gedelegeerd, met inbegrip van de bevoegdheden op grond van artikel 8, leden 4 en 6;

b) toezicht te houden op de activiteiten en de taakuitvoering van de in artikel 10 bedoelde personen, met inbegrip van de uitvoering van de besluiten van de algemene ledenvergadering, en in het bijzonder van de in artikel 8, lid 5, onder a) tot en met d), vermelde algemene beleidslijnen.

5. Het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent, brengt ten minste eenmaal per jaar aan de algemene ledenvergadering verslag uit over de uitoefening van zijn bevoegdheden.