Artikel 20

Print this page

1. Bij gebrek aan een toepasselijke collectieve overeenkomst die voorziet in een mechanisme dat vergelijkbaar is met het in dit artikel vastgestelde mechanisme, zorgen de lidstaten ervoor dat auteurs en uitvoerende kunstenaars of hun vertegenwoordigers het recht hebben van de partij met wie zij een contract voor de exploitatie van hun rechten hebben gesloten of van de rechtsopvolger van een dergelijke partij, een aanvullende, passende en billijke vergoeding te vorderen wanneer de oorspronkelijk overeengekomen vergoeding onevenredig laag blijkt te zijn in vergelijking met alle relevante daaropvolgende inkomsten die voortvloeien uit de exploitatie van de werken of uitvoeringen.

 

2. Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing op overeenkomsten die worden gesloten door entiteiten in de zin van artikel 3, onder a) en b), van Richtlijn 2014/26/EU of andere entiteiten waarop de nationale voorschriften tot uitvoering van die richtlijn reeds van toepassing zijn.