Artikel 101

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Het Verdrag van Lugano alsmede de aanvullende bepalingen van dit artikel en van de artikelen 102 tot en met 106 van de onderhavige verordening zijn van toepassing op de vorderingen als bedoeld in de artikelen 94 tot en met 100.

 

2. Vorderingen als bedoeld in lid 1 moeten worden ingesteld bij de rechterlijke instanties van

a) de Lid-Staat of een andere Staat die partij is bij het Verdrag van Lugano, op het grondgebied waarvan de verweerder zijn woonplaats of plaats van vestiging, of bij gebreke daarvan, een filiaal heeft of

b) indien in geen enkele Lid-Staat of Staat die partij is bij het Verdrag van Lugano, aan deze voorwaarde wordt voldaan, de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de verzoeker zijn woonplaats of plaats van vestiging of, bij gebreke daarvan, een filiaal heeft of

c) indien ook aan deze voorwaarde in geen enkele Lid-Staat wordt voldaan, de Lid-Staat op het grondgebied waarvan het Bureau zijn zetel heeft.

De bevoegde rechterlijke instanties zijn bevoegd te beslissen over alle inbreuken die worden geacht in een Lid-Staat te hebben plaatsgevonden.

 

3. Vorderingen wegens inbreuken kunnen eveneens worden ingesteld bij de rechterlijke instanties die bevoegd zijn voor de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. In dit geval is de rechterlijke instantie slechts bevoegd om te beslissen over inbreuken die worden geacht te hebben plaatsgehad op het grondgebied van de Lid-Staat waarvan die rechterlijke instantie deel uitmaakt.

 

4. Ten aanzien van de wijze van procederen en de bevoegdheid geldt de wetgeving van de op grond van lid 2 of lid 3 bepaalde Staat.