Artikel 32

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Het Gerecht is exclusief bevoegd kennis te nemen van:
a. vorderingen wegens inbreuk of dreigende inbreuk op octrooien en aanvullende beschermingscertificaten en gerelateerde verweren, waaronder reconventionele vorderingen betreffende licenties;
b. vorderingen tot verklaring van niet-inbreuk op octrooien en aanvullende beschermingscertificaten;
c. vorderingen tot het verkrijgen van voorlopige en conservatoire maatregelen of verbodsmaatregelen;
d. vorderingen tot nietigverklaring van octrooien en van aanvullende beschermingscertificaten;
e. reconventionele vorderingen tot nietigverklaring van octrooien en aanvullende beschermingscertificaten;
f. vorderingen tot schadevergoeding of vergoeding op grond van de voorlopige bescherming die door een gepubliceerde Europese octrooiaanvraag wordt verleend;
g. vorderingen in verband met het gebruik van de uitvinding voordat het octrooi is verleend of met het recht dat gebaseerd is op voorgebruik van de uitvinding;
h. vorderingen tot vergoeding voor licenties op grond van artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1257/2012; en
i. vorderingen met betrekking tot besluiten van het Europees Octrooibureau bij het uitvoeren van de taken, bedoeld in artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1257/2012.

 

2. De nationale gerechten van de overeenkomstsluitende lidstaten blijven bevoegd ter zake van vorderingen betreffende octrooien en aanvullende beschermingscertificaten die buiten de exclusieve bevoegdheid van het Gerecht vallen.

 

Engelse versie op IP-PorTal