Artikel 62

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Het Gerecht kan bij wege van een bevel, een verbod opleggen aan een vermeend inbreukmaker of een tussenpersoon van wiens diensten de inbreukmaker gebruik maakt, teneinde een dreigende inbreuk te voorkomen, voorlopig en waar passend op straffe van een dwangsom, de voortzetting van de vermeende inbreuk te verbieden of aan de voortzetting de voorwaarde te verbinden dat zekerheid wordt gesteld als waarborg voor de schadeloosstelling van de rechthebbende.

2. Het Gerecht maakt een eigen afweging van de belangen van de partijen, en houdt in het bijzonder rekening met de mogelijke schade die elk van hen kan lijden door het opleggen of weigeren van het verbod.

3. Het Gerecht kan tevens de beslaglegging of afgifte gelasten van de producten waarmee vermeende inbreuk wordt gemaakt op het octrooi, om te vermijden dat zij in de handel komen of blijven. Indien de eiser aantoont dat er omstandigheden zijn waardoor schade mogelijk niet kan worden verhaald, kan het Gerecht conservatoir beslag op roerende en onroerende goederen van de vermeende inbreukmaker gelasten, alsmede bankrekeningen en andere activa van de vermeende inbreukmaker blokkeren.

4. Het Gerecht kan, met betrekking tot de in het eerste en derde lid bedoelde maatregelen, van de eiser redelijkerwijs beschikbaar bewijs verlangen waaruit met voldoende zekerheid is op te maken dat de eiser de rechthebbende is en dat inbreuk op zijn recht wordt gemaakt of dreigt te worden gemaakt.

5. Het vijfde tot en met negende lid van artikel 60 zijn van overeenkomstige toepassing op de in dit artikel bedoelde maatregelen.

 

Engelse versie op IP-PorTal