Artikel 40

Print this page

1. De Leden zijn het erover eens dat sommige licentiegebruiken of -voorwaarden betreffende de intellectuele eigendom die de concurrentie beperken, nadelige gevolgen kunnen hebben voor het handelsverkeer en de overdracht en verspreiding van technologie kunnen belemmeren.


2. Geen enkele bepaling in deze Overeenkomst belet de Leden om in hun nationale wetgeving licentiegebruiken of -voorwaarden aan te geven die in bepaalde gevallen een misbruik van de intellectuele eigendom kunnen vormen dat een nadelig gevolg heeft voor de concurrentie op de desbetreffende markt. Zoals hierboven bepaald kan een Lid, in overeenstemming met de andere bepalingen van deze Overeenkomst, passende maatregelen nemen om dergelijk misbruik, bijvoorbeeld uitsluitende voorwaarden inzake retrocessie, voorwaarden die aanvechting van de geldigheid beletten en een dwingend stelsel voor gekoppelde licenties kunnen omvatten, te beletten of te bestrijden, in het licht van de desbetreffende wet- en regelgeving van dat Lid.


3. Elk Lid treedt op verzoek in overleg met elk ander Lid dat redenen heeft om aan te nemen dat een houder van rechten uit hoofde van de intellectuele eigendom, die onderdaan of ingezetene is van het Lid tot wie het verzoek om overleg is gericht, overgaat tot gedragingen waardoor de wet- en regelgeving van het Lid inzake het onderwerp van deze Titel wordt overtreden, en dat naleving van deze wetgeving wenst te bewerkstelligen, onverminderd een vordering krachtens het recht en ongeacht de volledige vrijheid van een van beide Leden om een definitieve beslissing te nemen. Het aangezochte Lid neemt het verzoek volledig en welwillend in overweging en biedt voldoende gelegenheid voor overleg met het verzoekende Lid en werkt mede door middel van het verstrekken van algemeen beschikbare niet-vertrouwelijke informatie die van belang is voor de desbetreffende aangelegenheid en van andere informatie waarover het Lid beschikt, onverminderd het nationale recht en van het bereiken van wederzijds bevredigende regelingen betreffende de eerbiediging van het vertrouwelijk karakter van deze informatie door het verzoekende Lid.


4. Een Lid waarvan de onderdanen of ingezetenen het voorwerp zijn van procedures in een ander Lid betreffende de vermeende overtreding van de wet- en regelgeving van dat andere Lid betreffende het onderwerp van deze Titel wordt, op verzoek, door het andere Lid gelegenheid voor overleg geboden onder dezelfde voorwaarden als voorzien in het derde lid.