Regel 26

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Op Europese octrooiaanvragen en octrooien met betrekking tot biotechnologische uitvindingen worden de relevante bepalingen van het Verdrag in overeenstemming met de bepalingen van dit hoofdstuk toegepast en uitgelegd. Richtlijn 98/44/EG van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen vormt een aanvullend middel voor uitleg.


2. „Biotechnologische uitvindingen” zijn uitvindingen die betrekking hebben op een voortbrengsel dat uit biologisch materiaal bestaat of dit bevat, of op een werkwijze waarmee biologisch materiaal wordt verkregen, bewerkt of gebruikt.


3. Onder „biologisch materiaal” wordt verstaan elk materiaal dat genetische informatie bevat en zichzelf kan repliceren of in een biologisch systeem kan worden gerepliceerd.


4. Onder „plantenras” wordt verstaan een plantengroep binnen een botanische taxon van de laagst bekende rang, welke groep, ongeacht de vraag of volledig wordt voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van een kwekersrecht kan worden:
a. gedefinieerd aan de hand van de expressie van de eigenschappen, die het resultaat is van een bepaald genotype of een combinatie van genotypen,
b. onderscheiden van elke andere plantengroep op grond van de expressie van ten minste een van de bovengenoemde eigenschappen, en
c. beschouwd als een eenheid, gezien zijn geschiktheid om onveranderd te worden vermeerderd.

 

5. Een werkwijze voor de voortbrenging van planten of dieren is van wezenlijk biologische aard wanneer deze geheel bestaat uit natuurlijke verschijnselen zoals kruisingen of selecties.


6. Onder „microbiologische werkwijze” wordt verstaan iedere werkwijze waarbij microbiologisch materiaal wordt gebruikt, die op microbiologisch materiaal ingrijpt of die microbiologisch materiaal als resultaat heeft.