Regel 51

Print this page

  weegschaal.png

 

1. De jaartaks voor een Europese octrooiaanvrage dient telkens voor het komende jaar te worden betaald op de laatste dag van de maand die overeenkomt met de maand waarin de datum van indiening van de Europese octrooiaanvrage valt. De jaartaks voor het derde jaar kan niet eerder dan zes maanden voor de vervaldatum ervan rechtsgeldig worden betaald. Alle overige jaartaksen kunnen niet eerder dan drie maanden voor de vervaldatum rechtsgeldig worden betaald. 


2. Indien de jaartaks niet ingevolge het eerste lid op de vervaldatum is betaald, kan de taks alsnog binnen zes maanden na deze datum worden voldaan, mits binnen diezelfde termijn tevens een toeslag wordt betaald. Het in artikel 86, eerste lid, vervatte rechtsgevolg treedt in na het verstrijken van de termijn van zes maanden.


3. De jaartaksen die verschuldigd zijn voor een eerdere aanvrage tot aan de datum waarop een afgesplitste octrooiaanvrage wordt ingediend, dienen eveneens te worden betaald voor de afgesplitste aanvrage en zijn verschuldigd wanneer laatstgenoemde aanvrage wordt ingediend. Deze taksen en alle jaartaksen die vervallen binnen vier maanden na de indiening van de afgesplitste octrooiaanvrage kunnen zonder toeslag binnen die termijn worden betaald. Het tweede lid is van toepassing.


4. Indien een Europese octrooiaanvrage is afgewezen of geacht wordt te zijn ingetrokken vanwege de overschrijding van een termijn, en indien de aanvrager overeenkomstig artikel 122 in zijn rechten is hersteld,
a. is een jaartaks, die ingevolge het eerste lid verschuldigd zou zijn geweest in het tijdvak vanaf de datum waarop het verlies van recht ontstond tot en met de datum van de kennisgeving van de beslissing tot herstel in de vorige toestand, op laatstgenoemde datum verschuldigd.
Deze taks en een eventueel binnen vier maanden vanaf deze datum verschuldigde jaartaks kunnen alsnog binnen vier maanden na die datum worden voldaan zonder toeslag. Het tweede lid is van toepassing.
b. kan een jaartaks, die op de datum waarop het verlies van recht ontstond reeds verschuldigd was, maar de in het tweede lid voorziene termijn nog niet verstreken was, alsnog binnen zes maanden na de datum van de kennisgeving van de beslissing tot herstel in de vorige toestand worden voldaan, mits ook de toeslag bedoeld in het tweede lid binnen die termijn wordt voldaan.

 

5. Indien de Grote Kamer van beroep krachtens artikel 112a, vijfde lid, tweede volzin, de procedure heropent bij de kamer van beroep
a. is een jaartaks die ingevolge het eerste lid in het tijdvak beginnend op de datum waarop de beslissing van de kamer van beroep naar aanleiding van het verzoek om herziening is genomen tot en met de datum van de kennisgeving van de beslissing van de Grote Kamer van beroep tot heropening van de procedure voor de kamer van beroep verschuldigd zou zijn, pas op laatstgenoemde datum verschuldigd.
Deze taks en een eventueel binnen vier maanden vanaf laatstgenoemde datum verschuldigde jaartaks kunnen binnen vier maanden na die laatstgenoemde datum alsnog zonder toeslag worden voldaan. Het tweede lid is van toepassing.
b. kan een jaartaks die op de datum van de beslissing van de kamer van beroep reeds verschuldigd was, maar de in het tweede lid voorziene termijn nog niet verstreken is, alsnog worden voldaan binnen zes maanden na de datum van de kennisgeving van de beslissing van de Grote Kamer van beroep tot heropening van de procedure voor de kamer van beroep, mits ook de toeslag bedoeld in het tweede lid binnen die termijn wordt voldaan.

 

6. De jaartaks voor een nieuwe Europese octrooiaanvrage, ingediend overeenkomstig artikel 61, eerste lid, onderdeel b, behoeft niet te worden betaald voor het jaar waarin die aanvrage is ingediend noch voor de voorafgaande jaren.