Considerans

Print this page

  weegschaal.png

 

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht( 1 ) (hierna „de basisverordening” genoemd), inzonderheid op artikel 14, lid 3,

Overwegende dat artikel 14 van de basisverordening in een afwijking van het communautaire kwekersrecht met het oog op de bescherming van de landbouwproduktie (afwijking ten gunste van landbouwers) voorziet;

Overwegende dat, om uitvoering aan deze afwijking te geven en om de rechtmatige belangen van de kweker en van de landbouwer te beschermen, in uitvoeringsbepalingen voorwaarden moeten worden vastgesteld aan de hand van de in artikel 14, lid 3, van de basisverordening neergelegde criteria;

Overwegende dat in deze verordening deze voorwaarden worden vastgesteld door met name de verplichtingen van de landbouwers, loonwerkers en houders, die uit voornoemde criteria voortvloeien, te omschrijven;

Overwegende dat deze verplichtingen voornamelijk betrekking hebben op de betaling door de landbouwers die van de afwijking gebruik maken, van een billijke vergoeding aan de houder, op het verstrekken van informatie, op het feit dat ervoor moet worden gezorgd dat het oogstprodukt na verwerking identiek is met dat vóór verwerking, en op het toezicht op de naleving van de bepalingen inzake de afwijking;

Overwegende dat tevens de definitie van „kleine landbouwers”, die, wanneer zij van de afwijking gebruik maken, daarvoor geen vergoeding aan de houder behoeven te betalen, wordt vervolledigd, met name wat betreft landbouwers die bepaalde voedergewassen of aardappelen verbouwen;

Overwegende dat de Commissie er in de gehele Gemeenschap nauwlettend op zal toezien welke gevolgen de definitie van „kleine landbouwers”, zoals neergelegd in de basisverordening en, met name wat de implicaties van braaklegging en — in het geval van aardappelen — de maximale grootte van de oppervlakte betreft, in deze verordening, kan hebben voor de rol van de in artikel 5, lid 3, van deze verordening vastgestelde vergoeding, en zo nodig passende voorstellen zal doen of passende maatregelen zal treffen om in de gehele Gemeenschap voor samenhang te zorgen wat betreft de verhouding tussen het gebruik van in licentie geproduceerd teeltmateriaal en het gebruik van het oogstprodukt op grond van de in artikel 14 van de basisverordening vervatte afwijking;

Overwegende dat het evenwel nog niet mogelijk is geweest te beoordelen in welke mate op grond van de huidige wetgeving van de Lid-Staten van soortgelijke afwijkingen gebruik is gemaakt, in verband met de bedragen die op het ogenblik in rekening worden gebracht voor het in licentie produceren van teeltmateriaal van rassen die op grond van voornoemde wetgeving van de Lid-Staten worden beschermd;

Overwegende dat de Commissie bijgevolg op dit ogenblik, in het kader van de discretionaire bevoegdheid die ingevolge artikel 14, lid 3, van de basisverordening aan de communautaire wetgever is gelaten, niet de juiste hoogte van de billijke vergoeding, die aanmerkelijk lager moet zijn dan het bedrag dat voor het in licentie produceren van teeltmateriaal in rekening wordt gebracht, kan vaststellen;

Overwegende dat evenwel de aanvankelijke hoogte en de wijze waarop deze later kan worden aangepast, zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 juli 1997 moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat met deze verordening bovendien wordt beoogd duidelijk te maken wat het verband is tussen het communautaire kwekersrecht en de uit het bepaalde in artikel 14 van de basisverordening voortvloeiende bevoegdheden enerzijds en de ten gunste van de landbouwer en zijn bedrijf verleende machtiging anderzijds;

Overwegende dat ten slotte moet worden verduidelijkt wat de gevolgen van niet-naleving van de uit de betrokken bepalingen voortvloeiende verplichtingen zijn;

Overwegende dat de raad van bestuur is geraadpleegd;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overennstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor kwekersrechten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

 

( 1 ) PB nr. L 227 van 1. 9. 1994, blz. 1.