Bijlage I

Print this page

  weegschaal.png

 

1. De in artikel 62, lid 2, bedoelde vergoeding van de reis- en verblijfkosten van getuigen en deskundigen wordt als volgt berekend:

1.1. Reiskosten:

De kosten van de heen- en terugreis tussen de woonplaats of plaats van vestiging en de plaats waar de mondelinge behandeling of de bewijsvoering plaatsvindt, worden vergoed:

a) ten bedrage van het spoortarief eerste klasse, vermeerderd met de overige normale vervoerkosten, wanneer de totale afstand langs de kortste spoorverbinding ten hoogste 800 km bedraagt;

b) ten bedrage van de prijs van een vlucht in de toeristenklasse, wanneer de totale afstand langs de kortste spoorverbinding meer dan 800 km bedraagt of wanneer de kortste route een traject over zee omvat.

1.2. De verblijfkosten worden vergoed ten bedrage van de dagvergoeding voor ambtenaren, vastgesteld in artikel 13 van bijlage VII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen.

1.3. Een getuige of deskundige, die voor een procedure voor het Bureau wordt opgeroepen, ontvangt tezamen met de oproeping een reisopdracht met gedetailleerde gegevens betreffende de in de punten 1.1 en 1.2 bedoelde vergoedingen, alsook een formulier voor het indienen van een verzoek om een voorschot. Er kan slechts een voorschot aan een getuige of deskundige worden toegekend na goedkeuring door het personeelslid van het Bureau dat de maatregel ter verkrijging van bewijs heeft bevolen, of in het geval van een beroepsprocedure, door de voorzitter van de bevoegde Kamer van beroep. Het formulier moet te dien einde aan het Bureau worden teruggezonden.

2. De in artikel 62, lid 3, bedoelde vergoeding wegens inkomstenderving voor getuigen wordt als volgt berekend:

2.1. In geval van afwezigheid gedurende ten hoogste twaalf uur in totaal heeft de getuige recht op een vergoeding, gelijk aan één zestigste van het maandelijkse basissalaris van een personeelslid van het Bureau in de laagste salaristrap van rang AD 12.

2.2. In geval van afwezigheid gedurende meer dan twaalf uur in totaal heeft de getuige voor elke begonnen periode van twaalf uur na de eerste twaalf uur nog eens recht op een vergoeding, gelijk aan één zestigste van het in punt 2.1 bedoelde salaris.

3. De in artikel 62, lid 3, bedoelde vergoedingen voor deskundigen worden van geval tot geval vastgesteld, met inachtneming van een voorstel van de betrokken deskundige. Het Bureau kan de partijen in de procedure verzoeken hun opmerkingen over het voorgestelde bedrag te maken. Er kan slechts een vergoeding aan een deskundige worden betaald na overlegging van bewijsstukken waaruit blijkt dat hij geen personeelslid van een onderzoeksbureau is.

4. De in de punten 2 en 3 bedoelde vergoedingen voor getuigen en deskundigen worden betaald na goedkeuring door het personeelslid van het Bureau dat de maatregel ter verkrijging van bewijs heeft bevolen, of, in het geval van een beroepsprocedure, door de voorzitter van de bevoegde Kamer van beroep.

5. Het in artikel 76, lid 3 en lid 4, onder c), bedoelde honorarium van een gemachtigde, raadsman of advocaat die als vertegenwoordiger van een partij in de procedure optreedt, wordt door de andere partij in de procedure vergoed overeenkomstig de volgende maximumtarieven:

a) voor een beroepsprocedure, met uitzondering van de bewijsvoering wanneer deze een getuigenverhoor, deskundigenbericht of inspectie omvat: 500 EUR;

b) voor de bewijsvoering in een beroepsprocedure, wanneer deze een getuigenverhoor, deskundigenbericht of inspectie omvat: 250 EUR;

c) voor een procedure tot nietigverklaring of vervallenverklaring van een communautair kwekersrecht: 250 EUR.