Regel 62

Print this page

1. De kennisgeving van beslissingen waarvoor een termijn voor beroep geldt, van oproepen en van andere door de voorzitter van het Bureau vast te stellen documenten geschiedt per aangetekende brief met ontvangstbevestiging. Alle overige kennisgevingen geschieden per gewone brief.
 
2. Kennisgeving aan geadresseerden die woonplaats, noch zetel noch vestiging in de Europese Economische Ruimte hebben en die niet overeenkomstig artikel 88 (thans artikel 92, red. Boek9), lid 2, van de verordening een vertegenwoordiger hebben aangewezen, geschiedt door het stuk waarvan kennis dient te worden gegeven, als gewone brief aan het bij het Bureau laatst bekende adres van de geadresseerde te zenden.

3. Wanneer de kennisgeving door middel van een aangetekende brief, al dan niet met ontvangstbevestiging geschiedt, wordt deze geacht op de tiende dag nadat de brief is gepost, bij de geadresseerde te worden bezorgd tenzij de brief de geadresseerde niet of eerst op een latere datum heeft bereikt. In geval van betwisting dient het Bureau aan te tonen dat de brief ter bestemming is aangekomen of, naar gelang van het geval, de datum aan te tonen waarop de brief de geadresseerde werd bezorgd.

4. Kennisgeving per aangetekende brief, al dan niet met ontvangstbevestiging, wordt geacht te zijn geschied zelfs al weigert de geadresseerde de brief in ontvangst te nemen.

5. Kennisgeving per gewone brief wordt geacht te hebben plaatsgevonden op de tiende dag na die van de terpostbezorging.