Aanvullende Conclusie over materiële reciprociteitstoets en betekenis RAAP-arrest

13-02-2023 Print this page
B916495

De Hoge Raad ziet in het arrest van het HvJEU van 8 september 2020, het zogenaamde ‘RAAP-arrest’, aanleiding “om de stelling dat de materiële-reciprociteitstoets in deze zaak niet van toepassing is, te onderzoeken op een andere rechtsgrond dan in het middel is aangevoerd.”3 De Hoge Raad is voornemens over die andere rechtsgrond prejudiciële vragen te stellen op de voet van art. 267 VWEU. Daartoe zijn in het tussenarrest drie vragen van uitleg geformuleerd.

De zaak heeft hiermee een wending genomen die partijen niet konden zien aankomen. De Hoge Raad heeft daarom partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over zijn voornemen prejudiciële vragen te stellen en over de voorgestelde prejudiciële vragen.

 

Op 4 november 2022 heeft zowel Kwantum als Vitra zich uitgelaten. Kwantum concludeert primair om af te zien van het stellen van prejudiciële vragen en subsidiair om de voorgestelde prejudiciële vragen aan te vullen. Vitra kan zich vinden in de in het tussenarrest uitgezette lijn en doet enkele suggesties voor een aangepaste formulering van de prejudiciële vragen.

 

Tegen deze achtergrond ben ik in de gelegenheid gesteld om in deze zaak een aanvullende conclusie te nemen. Ik ga daarin vooral in op de Unierechtelijke vragen die in het tussenarrest aan de orde zijn gesteld. In deze aanvullende conclusie worden uitsluitend onderwerpen besproken die te herleiden zijn tot het tussenarrest. Zij wijzigt niets aan mijn conclusie van 15 oktober 2021 (B916308). Waar nuttig verwijs ik daar wel naar.

 

Om te kunnen beoordelen of het RAAP-arrest moet worden doorgetrokken naar de casuspositie zoals die thans in deze zaak voorligt, is het noodzakelijk goed te begrijpen waar de zaak RAAP precies over ging en wat het Hof in die zaak heeft beslist.

 

Daarom ga ik onder 3 relatief uitvoerig op het RAAP-arrest in:
A. Achtergrond en juridische context
B. Samenvatting van het RAAP-arrest
C. Analyse van het RAAP-arrest (derde prejudiciële vraag)
D. Gevolgen van het RAAP-arrest
E. De beoogde RAAP-reparatie
F. Het RAAP-arrest en andere reciprociteitsbepalingen

 

Mede in het licht van hoofdstuk 3 en van de uitlatingen van partijen van 4 november 2022 ga ik onder 4 in op de betekenis van het RAAP-arrest voor de onderhavige zaak:
A. Inleidende opmerkingen: kader en grondslag vorderingen
B. Verschillen met de zaak RAAP
C. Analyse en gevolgen van de verschillen
(1) Toepassingsgebied Handvest (art. 51 lid 1 Handvest)
(2) Bescherming IE-rechten (art. 17 lid 2 Handvest)
(3) Vereisten beperking grondrecht (art. 52 lid 1 Handvest)
D. Beroep Kwantum op art. 351 lid 1 VWEU
E. Ambtshalve bijbrengen van rechtsgronden in cassatie
F. Samenvatting en slotsom

 

Onder 5 volgt een eindconclusie.

Lees de aanvullende conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:30