Conclusie AG: over de introductie van de uitzending over 'malafide grondhandelaar'

24-05-2024 Print this page
B916673

In deze zaak is aan de orde de vraag of een tv-uitzending van AvroTros van 5 maart 2019 ten opzichte van Multirisk onrechtmatig is. Het hof heeft, anders dan de rechtbank, deze vraag bevestigend beantwoord. Het Hof Arnhem-Leeuwarden (IEPT20230523) heeft daartoe overwogen dat AvroTros in de introductie van de uitzending op een misleidende manier een koppeling heeft gemaakt tussen frauduleuze grondhandel waarbij sprake was van strafbare feiten en de werkwijze van Multirisk.
 

De introductie gaat over een ander onderwerp gaat dan de rest van de uitzending.

 

Omdat de introductie over een ander onderwerp gaat dan de rest van de uitzending doet zich hier volgens het hof niet de situatie voor dat de onjuistheid van de introductie in het licht van de verdere uitzending van ondergeschikt belang zou zijn of geen relevant gewicht in de schaal zou leggen. Het hof heeft geoordeeld dat het belang van Multirisk om niet op lichtvaardige wijze te worden blootgesteld aan ernstige verdachtmakingen en beschuldigingen die gebaseerd zijn op onjuiste dan wel onvolledige feiten, zwaarder weegt dan het belang van AvroTros om misstanden aan de kaak te kunnen stellen.


Het middel klaagt onder meer dat het hof blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de uitzending niet als geheel en in onderlinge samenhang te beoordelen, maar in plaats daarvan de uitzending op te knippen in twee delen om die vervolgens geïsoleerd te beoordelen.


Het subonderdeel mist feitelijke grondslag. Het hof overweegt in immers dat de uitzending “valt onder te verdelen”. Het betoog dat het hof de twee delen van de uitzending vervolgens geïsoleerd heeft beoordeeld, faalt echter. Het hof heeft "de uitzending" in zijn geheel beoordeeld.

 

Ik meen dat het bestreden oordeel in het licht van het voorgaande geen nadere motivering behoefde om voor de lezer begrijpelijk te zijn. Het oordeel moet worden gelezen tegen de achtergrond van hetgeen het hof eerder in r.o. 3.17 en 3.18 heeft geoordeeld. De daar gegeven oordelen houden, samengevat, in dat AvroTros de handelwijze van [verweerders] in de twee minuten durende introductie van de uitzending op nationale televisie feitelijk onjuist en onnodig in een strafrechtelijk/crimineel licht heeft geplaatst en dat dit de reputatie van [verweerders] ernstig kan beschadigen. Het hof heeft aan deze omstandigheid bij de afweging van alle feiten en omstandigheden – daaronder begrepen de omstandigheid dat de centrale feitelijke bewering van de uitzending dat een aanzienlijk aantal deelnemers in het project van het advertentieplatform [website] ontevreden is en vraagtekens zet bij de werkwijze van [verweerders] , voldoende steun vindt in het op dat moment beschikbare feitenmateriaal – doorslaggevend gewicht toegekend. 

 

De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

 

ECLI:NL:PHR:2024:380

 

IEPT20210707, Rb Midden-Nederland