Conclusie AG over kopiëren examenvragen CBR en IBKI spybril

31-01-2023 Print this page
B916490

Kopiëren examenvragen CBR en IBKI door middel van spybril en gebruik ervan als lesmateriaal door rijschool. Opzettelijk inbreuk maken op auteursrecht CBR en IBKI (art. 31, 31a en 31b Aw) [en handelen in strijd met Wet wapens en munitie (art. 26 WWM) en witwassen (art. 420bis Sr)]. Gegronde klachten voor de grondslagverlating bewezenverklaring witwassen en verbeurdverklaring gegevensdragers en geldbedragen. Conclusie strekt tot gedeeltelijke vernietiging en terugwijzing.

 

STRAFRECHT
 

De verdachte is bij arrest van 9 juni 2021 door het gerechtshof Amsterdam (IEPT20210609) niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 6 tenlastegelegde, vrijgesproken ter zake van het onder 2, 4 en 5 tenlastegelegde en wegens “medeplegen van het als beroep of bedrijf uitoefenen van het opzettelijk inbreuk maken op eens anders auteursrecht, meermalen gepleegd”.

De verdachte had een rijschool waarin theorieles werd gegeven voor het afleggen van theorie-examens van het CBR en het IBKI.1 Uit het strafrechtelijk onderzoek is gebleken dat vragen afkomstig uit theorie-examens van het CBR en het IBKI tijdens het afleggen van die examens met behulp van een spybril werden opgenomen door de verdachte en/of een mededader. Zo kreeg de verdachte de beschikking over examenvragen die vervolgens in de theorieles werden gebruikt ter voorbereiding op het theorie-examen. Het CBR en het IBKI deden aangifte tegen de verdachte, hetgeen heeft geleid tot een veroordeling wegens het beroepsmatig opzettelijk inbreuk maken op het auteursrecht van het CBR en het IBKI. 

 


De beslissing van het openbaar ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Enkel in uitzonderlijke gevallen is plaats voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de (verdere) vervolging wegens schending van beginselen van een goede procesorde, ook als die schending bestaat uit een vervolgingsbeslissing die in strijd is met een Aanwijzing.

 

Het hof heeft geoordeeld dat door de inbreuk op het auteursrecht van het CBR en IBKI het algemeen belang van de verkeersveiligheid in het geding is. Daarin ligt als kennelijk oordeel van het hof besloten dat één van de met name genoemde uitzonderingen op het uitgangspunt van civielrechtelijke handhaving van toepassing is, te weten bedreiging van de veiligheid van de samenleving. 

 

Het oordeel van het hof dat de verkeersveiligheid door het handelen van de verdachte in het geding was, is verder niet onbegrijpelijk. Hieraan doet niet af dat de theoriekennis van studenten in bepaalde mate ook tijdens het praktijkexamen wordt getoetst.

 

Gelet op het voorgaande, geeft de verwerping door het hof van het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de feiten 1 en 3 geen blijk van miskenning van de Aanwijzing.

 

Met de rechtbank stelt het hof vast dat van commercieel gebruik in de onderhavige zaak wel degelijk sprake is, nu de verveelvoudiging was gericht op het verbeteren van de concurrentiepositie van de rijschool, teneinde meer klanten te kunnen aantrekken die tegen betaling de theorielessen zouden gaan volgen. Naar het oordeel van het hof is er dan ook sprake van een inbreuk op het auteursrecht van het CBR en IBKI.

 

Voorts overweegt het hof dat een verveelvoudiging iedere vastlegging van een werk of een gedeelte daarvan op een informatiedrager is, de eerste vastlegging daaronder begrepen. Vormen van reproduceren zijn onder meer het vastleggen in een computergeheugen (USB-stick, harde schijf, cd-rom). Het verweer wordt verworpen en een bewezenverklaring kan volgen.

 

De middelen tegen de auteursrechtelijke delen van het arrest falen.

 

ECLI:NL:PHR:2023:71