Artikel 11

Print this page

    

 

1.
a) De tijd waarvoor een Overeenkomstsluitende Staat bescherming verleent voor de tekeningen of modellen die het voorwerp van een internationaal depot vormen kan niet korter zijn dan:
1) tien jaar vanaf de datum van het internationaal depot, indien dit depot is vernieuwd;
2) vijf jaar vanaf de datum van het internationaal depot, indien dit depot niet is vernieuwd.
b) Indien echter krachtens de bepalingen van de nationale wetgeving van een Overeenkomstsluitende Staat waar een nieuwheidsonderzoek wordt gehouden, de bescherming begint op een latere datum dan die van het internationaal depot, dienen de onder a gestelde minimum-termijnen te worden gerekend vanaf de aanvang van de bescherming in de bedoelde staat. Het feit dat het internationaal depot niet, of slechts één keer is vernieuwd, tast in geen enkel opzicht de aldus vastgestelde minimumtermijnen van bescherming aan.


2.Indien de wetgeving van een Overeenkomstsluitende Staat voor de tekeningen of modellen waarvoor een nationaal depot is verricht, in een bescherming voorziet, die met of zonder vernieuwing langer dan 10 jaar duurt, wordt in die staat op grond van het internationaal depot en vernieuwingen daarvan, aan tekeningen of modellen waarvoor een internationaal depot is verricht, een bescherming van gelijke duur verleend.


3.Iedere Overeenkomstsluitende Staat kan in zijn nationale wetgeving de duur van de bescherming van tekeningen of modellen, waarvoor een internationaal depot is verricht, tot de in het eerste lid gestelde termijnen beperken.


4.Behoudens de bepalingen van lid 1 onder b eindigt de bescherming in de Overeenkomstsluitende Staten op de datum waarop de geldigheidsduur van het internationaal depot verstrijkt, tenzij de nationale wetgeving van deze Staten bepaalt dat de bescherming na de datum waarop de geldigheidsduur van het internationaal depot is verstreken, voortduurt.