Artikel 8

Print this page

    

 

1.Niettegenstaande de bepalingen van artikel 7 moet de nationale Administratie van een Overeenkomstsluitende Staat, waarvan de nationale wetgeving voorziet in een weigering van bescherming op grond van een ambtshalve ingesteld administratief onderzoek of op grond van oppositie van derden, in geval van weigering, binnen een termijn van zes maanden aan het Internationaal Bureau kennis geven, dat de tekening of het model niet voldoet aan de eisen welke deze wetgeving stelt naast de formaliteiten en administratieve handelingen bedoeld in artikel 7, eerste lid. Indien van de weigering niet binnen de termijn van zes maanden wordt kennis gegeven, heeft het internationaal depot in de bedoelde staat gevolg vanaf de datum van dit depot. Indien niet in de loop van de termijn van zes maanden van een weigering is kennis gegeven, behoudt het internationaal depot in elke Overeenkomstsluitende Staat waar een nieuwheidsonderzoek wordt gehouden, zijn recht van voorrang en heeft rechtsgevolgen van de dag af waarop de genoemde termijn is verstreken, tenzij de nationale wetgeving een vroegere datum toekent voor de depots die bij zijn nationale Administratie, zijn verricht.


2.De termijn van zes maanden bedoeld in lid 1 moet worden gerekend vanaf de dag waarop de nationale Administratie de aflevering heeft ontvangen van het op regelmatige tijden verschijnende blad waarin de inschrijving van het internationaal depot is openbaar gemaakt. De nationale Administratie moet aan iedere derde op zijn verzoek kennis geven van deze datum.


3.De deposant heeft dezelfde rechtsmiddelen tegen de in lid 1 bedoelde beslissing van de nationale Administratie houdende weigering van de bescherming, als indien hij zijn tekening of model bij deze Administratie zou hebben gedeponeerd; in ieder geval moet de beslissing houdende weigering van de bescherming het voorwerp kunnen uitmaken van een hernieuwd onderzoek of een beroep. De kennisgeving van de beslissing moet aangeven:
1) de gronden waarop de beslissing berust dat de tekening of het model niet beantwoordt aan de eisen van de nationale wet;
2) de in lid 2 bedoelde datum;
3) de termijn welke is toegestaan voor het indienen van een verzoek tot een hernieuwd onderzoek of voor het instellen van een beroep;
4) de autoriteit tot welke dit verzoek of beroep kan worden gericht.


4.
a) De nationale Administratie van een Overeenkomstsluitende Staat waarvan de nationale wetgeving bepalingen inhoudt van de aard als die bedoeld in lid 1, welke bepalingen een opgave van de naam van de werkelijke ontwerper van de tekening of het model, of een beschrijving van de bedoelde tekening of het model voorschrijven, kan van de deposant eisen, dat hij binnen een termijn van niet minder dan 60 dagen te rekenen vanaf de dag waarop een desbetreffend verzoek door deze Administratie is verzonden, in de taal waarin de bij het Internationaal Bureau ingediende aanvrage is gesteld, verstrekt:
1) een verklaring die de werkelijke ontwerper van de tekening of van het model noemt;
2) een korte beschrijving die de wezenlijke kenmerken van de tekening of het model, zoals deze blijken uit de fotografieën of andere grafische afbeeldingen, duidelijk aangeeft.
b) Voor de indiening van een dergelijke verklaring of beschrijving of voor eventuele openbaarmaking hiervan door de nationale Administratie mogen geen taksen worden geheven.


5.
a) Elk der Overeenkomstsluitende Staten waarvan de nationale wetgeving bepalingen bevat van de aard als die bedoeld in lid 1, moet het Internationaal Bureau hiervan mededeling doen.
b) Indien de wetgeving van een Overeenkomstsluitende Staat voorziet in verscheidene systemen van bescherming van tekeningen of modellen en één dezer systemen een nieuwheidsonderzoek vereist, zijn de bepalingen van deze Overeenkomst die betrekking hebben op staten waar een dergelijk onderzoek wordt gehouden slechts van toepassing wat dit systeem betreft.