Artikel 12

Print this page

  weegschaal.png

 

(1)

a) De bijzondere Unie heeft een begroting.

b) De begroting van de bijzondere Unie omvat de eigen inkomsten en uitgaven van de bijzondere Unie, haar bijdrage aan de begroting van de gemeenschappelijke uitgaven der Unies, alsook, indien zulks zich voordoet, het bedrag dat ter beschikking is gesteld van de begroting van de Conferentie der Organisatie.

c) Als gemeenschappelijke uitgaven der Unies worden beschouwd de uitgaven die niet uitsluitend ten laste van de bijzondere Unie komen maar tevens van een of meer andere Unies, welke worden beheerd door de Organisatie. Het aandeel van de bijzondere Unie in deze gemeenschappelijke uitgaven is evenredig aan het belang, dat deze uitgaven voor haar vertegenwoordigen.


(2) De begroting van de bijzondere Unie wordt vastgesteld met inachtneming van de vereisten tot coördinatie met de begrotingen van de andere door de Organisatie beheerde Unies.


(3) De begroting van de bijzondere Unie wordt gefinancierd uit de volgende bronnen van inkomsten:

i) de emolumenten en andere taksen betreffende de internationale inschrijving en de taksen en gelden verschuldigd voor de andere diensten verleend door het Internationale Bureau namens de bijzondere Unie;

ii) de opbrengst van de verkoop van de publikaties van het Internationale Bureau betreffende de bijzondere Unie en de rechten welke op deze publikaties betrekkinig hebben;

iii) giften, legaten en subsidies;

iv) huuropbrengsten, renten en overige inkomsten.

 

(4)

a) Het bedrag van de emolumenten genoemd in artikel 8, tweede lid, en van de andere taksen betreffende de internationale inschrijving wordt vastgesteld door de Algemene Vergadering op voorstel van de Directeur-Generaal.

b) Dit bedrag wordt zo vastgesteld dat de ontvangsten van de bijzondere Unie uit de emolumenten - met uitzondering van de extra emolumenten en de aanvullingsemolumenten bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b) en c) - de taksen en de andere bronnen van inkomsten het mogelijk maken ten minste de uitgaven van het Internationale Bureau voor de bijzondere Unie te dekken.

c) Ingeval een begroting niet is vastgesteld vóór de aanvang van het nieuwe begrotingsjaar, wordt de begroting van het voorafgaande jaar aangehouden volgens de werkwijze voorzien in het financieel reglement.

 

(5) Onder voorbehoud van het bepaalde in het vierde lid onder a) wordt het bedrag der taksen en der gelden verschuldigd voor de andere door het Internationale Bureau namens de bijzondere Unie verleende diensten vastgesteld door de Directeur-Generaal, die daarover verslag uitbrengt aan de Algemene Vergadering.

 

(6)

a) De bijzondere Unie bezit een operationeel fonds, gevormd door een eenmalige storting van elk der landen van de bijzondere Unie. Indien het fonds ontoereikend wordt, beslist de Algemene Vergadering over bijstorting.
b) Het bedrag der eerste storting door ieder land aan het hiervoor vermelde fonds of dat van zijn deelneming aan de bijstorting is evenredig aan de bijdrage van dat land, als lid van de Unie van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, aan de begroting van die Unie voor het jaar waarin het fonds is gesticht of tot bijstorting is besloten.

c) Het aandeel en de wijze van storting worden vastgesteld door de Algemene Vergadering op voorstel van de Directeur-Generaal en na advies van de Coördinatiecommissie van de Organisatie.

d) Zolang de Algemene Vergadering toestaat dat het reservefonds van de bijzondere Unie als operationeel fonds wordt gebruikt kan de Algemene Vergadering de toepassing van het bepaalde onder a), b) en c) opschorten.

 

(7)

a) De Overeenkomst betreffende de zetelvestiging, gesloten met het land op welks grondgebied de Organisatie haar zetel heeft, bepaalt dat, indien het operationeel fonds niet toereikend is, dat land voorschotten verstrekt. Het bedrag van deze voorschotten en de voorwaarden waarop zij worden verstrekt, vormen telkenmale het onderwerp van afzonderlijke overeenkomsten tussen het betrokken land en de Organisatie.

b) Het land bedoeld onder a) en de Organisatie hebben elk het recht de Overeenkomst tot het verstrekken van voorschotten schriftelijk op te zeggen. De opzegging wordt van kracht drie jaar na afloop van het jaar waarin daarvan is kennis gegeven.

 

(8) Het nazien der rekeningen wordt verricht, op de wijze voorzien in het financiële reglement, door één of meer landen van de bijzondere Unie of door onafhankelijke controleurs, die met hun instemming zijn aangewezen door de Algemene Vergadering.