Artikel 5

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Een merk wordt niet ingeschreven of kan, indien ingeschreven, nietig worden verklaard indien:
a) het gelijk is aan een ouder merk en de waren of diensten waarvoor het merk is aangevraagd of ingeschreven, dezelfde zijn als de waren of diensten waarvoor het oudere merk is beschermd;
b) het gelijk is aan of overeenstemt met een ouder merk en betrekking heeft op dezelfde of soortgelijke waren of diensten en daardoor bij het publiek gevaar voor verwarring bestaat, ook wanneer die verwarring het gevolg is van associatie met het oudere merk.

2. Onder „oudere merken” in de zin van lid 1 worden verstaan:
a) merken waarvan de depotdatum voorafgaat aan de depotdatum van het merk, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met het ten behoeve van die merken ingeroepen voorrangsrecht, en die behoren tot de volgende categorieën:
i) Uniemerken;
ii) in de betrokken lidstaat of, in het geval van België, Luxemburg en Nederland, bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom ingeschreven merken;
iii) merken ingeschreven ingevolge internationale overeenkomsten met werking in de betrokken lidstaat;

b) Uniemerken waarvan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 207/2009 op geldige wijze de anciënniteit wordt ingeroepen op grond van een onder a), ii) en iii), bedoeld merk, ook al is van dit merk afstand gedaan of is het merk vervallen;
c) de aanvragen om inschrijving bedoeld onder a) en b), mits deze zullen worden ingeschreven;
d) merken die op de depotdatum van de aanvraag om inschrijving van het merk of, in voorkomend geval, van het ten behoeve van de merkaanvraag ingeroepen voorrangsrecht, in de betrokken lidstaat algemeen bekend zijn in de zin van artikel 6 bis van het Verdrag van Parijs.

3. Voorts wordt een merk niet ingeschreven of kan het, indien ingeschreven, nietig worden verklaard indien:
a) indien het gelijk is aan of overeenstemt met een ouder merk ongeacht of de waren of diensten waarvoor het is aangevraagd of ingeschreven, gelijk aan, overeenstemmend of niet overeenstemmend zijn met die waarvoor het oudere merk ingeschreven is, wanneer het oudere merk bekend is in de lidstaat ten aanzien waarvan de inschrijving is aangevraagd of waar het merk is ingeschreven, of, in geval van een Uniemerk, in de Unie bekend is en door het gebruik, zonder geldige reden, van het jongere merk ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk;
b) indien het door een gemachtigde of de vertegenwoordiger van de houder op eigen naam en zonder toestemming van de houder wordt aangevraagd, tenzij de gemachtigde of vertegenwoordiger zijn handelwijze rechtvaardigt;
c) indien en voor zover ingevolge de Uniewetgeving of het recht van de betrokken lidstaat ter bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen:
i) er reeds een aanvraag voor een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding was ingediend overeenkomstig de Uniewetgeving of het recht van de betrokken lidstaat, vóór de datum van de aanvraag om inschrijving van het merk of de datum van het ten behoeve van de aanvraag ingeroepen voorrangsrecht, onder voorbehoud van latere inschrijving;
ii) die oorsprongsbenaming of geografische aanduiding de persoon die krachtens de toepasselijke wetgeving bevoegd is voor de uitoefening van de daaruit voortvloeiende rechten, machtigt om het gebruik van een later merk te verbieden.

4. Elke lidstaat kan bepalen dat een merk niet wordt ingeschreven of, indien ingeschreven, nietig kan worden verklaard indien en voor zover:
a) rechten op een niet ingeschreven merk of een ander in het economische verkeer gebruikt teken verkregen zijn vóór de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving van het jongere merk of in voorkomend geval vóór de datum van het ten behoeve van die merkaanvraag ingeroepen voorrangsrecht, en dat niet ingeschreven merk of dat andere teken de houder ervan het recht verleent om het gebruik van een jonger merk te verbieden;
b) het gebruik van het merk kan worden verboden op grond van een ander ouder recht dan de in lid 2 en de in het onderhavige lid, onder a), vermelde rechten, met name van:
i) een recht op een naam;
ii) een recht op een portret;
iii) een auteursrecht;
iv) een recht van industriële eigendom;

c) het merk aanleiding kan geven tot verwarring met een ouder merk dat in het buitenland wordt beschermd, op voorwaarde dat de aanvrager op het tijdstip van de aanvraag te kwader trouw handelde.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat er in passende omstandigheden geen verplichting bestaat tot weigering van de inschrijving of tot nietigverklaring van het merk wanneer de houder van het oudere merk of oudere recht erin toestemt dat het merk wordt ingeschreven.

6. Een lidstaat kan bepalen dat, in afwijking van de leden 1 tot en met 5, de gronden voor weigering van inschrijving of nietigheid die in die lidstaat golden vóór de datum van inwerkingtreding van de bepalingen die nodig zijn om aan Richtlijn 89/104/EEG te voldoen, van toepassing zijn op merken waarvoor vóór die datum een aanvraag is ingediend.