Artikel 8

Print this page

  weegschaal.png

 

1. De lidstaten stellen overeenkomstig dit artikel regels vast inzake de verjaringstermijnen die gelden voor vorderingen ten gronde en voor het indienen van vorderingen tot toepassing van maatregelen, procedures en rechtsmiddelen als bedoeld in deze richtlijn.

In de in de eerste alinea bedoelde regels wordt het moment bepaald waarop de verjaringstermijn begint te lopen, de duur van de verjaringstermijn en de omstandigheden waaronder de verjaringstermijn wordt gestuit of geschorst.


2. De duur van de verjaringstermijn bedraagt maximaal zes jaar.