Onjuiste rechtsopvatting Gerecht EU met betrekking tot homogeniteit waren en diensten bij motivering absolute weigeringsgronden

24-05-2017 Print this page
IEPT20170517, HvJEU, EUIPO v Deluxe Entertainment

Gerecht EU  heeft  blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te stellen dat de in de inschrijvingsaanvraag van het merk 'Deluxe' vermelde waren en diensten dermate van elkaar verschillen wat de aard, kenmerken, bestemming en verkoopwijze dat ze geen homogene categorie kunnen vormen waarvoor kamer van beroep een globale motivering kan hanteren in het kader van de absolute weigeringsgronden: voorbijgegaan aan de mogelijkheid dat alle betrokken waren en diensten, ondanks hun verschillen, een gemeenschappelijk kenmerk konden hebben dat indeling in een groep kon rechtvaardigen.

 

MERKENRECHT

 

Hogere voorziening tegen een arrest van het Gerecht EU van 4 juni 2015 (zie Conclusie A-G), waarin het Gerecht een beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO - houdende verwerping van het beroep dat Deluxe had ingesteld tegen weigering van inschrijving van het beeldmerk met woordelement 'deluxe' voor meer dan negentig waren en diensten wegens gebrek aan onderscheidend vermogen – heeft vernietigd. Het Gerecht oordeelde dat het EUIPO niet had voldaan aan de verplichting om het onderscheidend vermogen van het merk te onderzoeken met betrekking tot elk van de waren of diensten, of ten minste met betrekking tot elk van de categorieën die deze waren of diensten konden vormen. Het EUIPO stelt nu dat het arrest van het Gerecht moet worden vernietigd, omdat het Gerecht ten onrechte de mogelijkheid van een globale motivering zou hebben beperkt tot het geval waarin de waren en diensten homogene categorieën vormen en het Gerecht het begrip “voldoende homogene categorie of groep” van waren of diensten onjuist, en niet in overeenstemming met de rechtspraak heeft uitgelegd.

 

Het Hof van Justitie overweegt dat in haar eerdere rechtspraak is geoordeeld dat de bevoegde autoriteit kan volstaan met een globale motivering voor alle betrokken waren of diensten wanneer dezelfde weigeringsgrond wordt ingebracht voor een categorie of een groep van waren of diensten. Deze mogelijkheid bestaat volgens haar eigen rechtspraak alleen bij waren en diensten die zo rechtstreeks en concreet onderling verbonden zijn dat zij een categorie of groep van waren of diensten vormen die voldoende homogeen is. Dit moet bolgens het Hof vervolgens met name beoordeelt worden op basis van de gemeenschappelijke kenmerken die relevant zijn voor de analyse of een bepaalde absolute weigeringsgrond kan worden tegengeworpen aan het aangevraagde merk voor die waren en diensten. Hieruit volgt volgens het Hof dat a priori niet kan worden uitgesloten dat de in een inschrijvingsaanvraag vermelde waren en diensten alle een voor de analyse van een absolute weigeringsgrond relevant kenmerk hebben, en dat zij voor het onderzoek van de betrokken inschrijvingsaanvraag met betrekking tot die absolute weigeringsgrond kunnen worden ingedeeld in één enkele categorie of groep die voldoende homogeen is.

 

Volgens het Hof blijkt uit het bestreden arrest dat de kamer van beroep van het EUIPO met betrekking tot alle in de betrokken inschrijvingsaanvraag vermelde waren en diensten heeft gesteld dat deze zonder uitzondering kunnen worden aangeduid als diensten van hogere kwaliteit. Hieruit volgt volgens het Hof dat de kamer van beroep in wezen van oordeel was dat alle waren en alle diensten waarop de litigieuze inschrijvingsaanvraag betrekking had, een kenmerk vertoonden dat relevant was voor het onderzoek van de absolute weigeringsgrond te weten het feit dat zij alle konden worden aangeduid als van hogere kwaliteit, en dat zij dus deel uitmaakten van één enkele categorie of groep die voldoende homogeen was voor het onderzoek van deze absolute weigeringsgrond.

 

Het Gerecht diende volgens het Hof na te gaan of het aangevraagde Deluxe-merk daadwerkelijk door het relevante publiek rechtstreeks en onmiddellijk kon worden opgevat als een claim van hogere kwaliteit of een lovende boodschap in plaats van als een aanduiding van de commerciële herkomst van de erdoor aangeduide waren en diensten en of de term “deluxe” daadwerkelijk een boodschap van “hogere kwaliteit” uitdraagt, zoals de kamer van beroep stelt, en of de door het betrokken merk aangeduide waren en diensten een homogene groep  vormen zodat een globale motivering gerechtvaardigd is.

 

Door enkel vast te stellen dat de in de litigieuze inschrijvingsaanvraag vermelde waren en diensten dermate van elkaar verschillen wat de aard, kenmerken, bestemming en verkoopwijze ervan betreft dat zij niet kunnen worden geacht een homogene categorie te vormen waarvoor de kamer van beroep een globale motivering kan geven - en dus voorbijgegaan aan de mogelijkheid dat alle betrokken waren en diensten, ondanks hun verschillen, een gemeenschappelijk kenmerk konden hebben dat relevant was voor het onderzoek dat de kamer van beroep diende te verrichten, hetgeen kon rechtvaardigen dat die waren en diensten worden ingedeeld in één en dezelfde homogene groep en de kamer van beroep daarvoor een globale motivering hanteert – heeft het Gerecht volgens het Hof blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Het bestreden arrest wordt vernietigd.


IEPT20170517, HvJEU, EUIPO v Deluxe Entertainment

 

C-437/15 P