Hof Arnhem-Leeuwarden stelt prejudiciële vragen aan Hof van Justitie over auteursrecht op smaak

23-05-2017 Print this page
IEPT20170523, Hof Arnhem-Leeuwarden, Levola v Smilde

Met dank aan Josine van den Berg, Antoon Quaedvlieg, Sven Klos, Allard Ringnalda, KLOS c.s. en Tobias Cohen Jehoram, Syb Terpstra, De Brauw Blackstone Westbroek

 

Prejudiciële vragen aan HvJEU over de mogelijkheid van auteursrecht op smaak: gelet op verschil in inzicht over auteursrecht op geur in hoogste nationale rechtspraak bestaat gerede twijfel of en in hoeverre het Unierecht ruimte laat voor auteursrechtelijke bescherming van de smaak van een voedingsmiddel.

 

AUTEURSRECHT

 

Deze zaak tussen Levola (Heks’nkaas) en Smilde (Witte Wievenkaas) draait om de volgende vraag: komt de smaak van het product Heks’nkaas voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking? Deze vraag werd in eerste aanleg in het midden gelaten door de rechtbank omdat Levola niet zou hebben gesteld welke elementen of combinatie van elementen van de smaak van het product leiden tot het eigen oorspronkelijke karakter en persoonlijk stempel (IEPT20150610). De rechtbank Den Haag kwam eerder deze maand, na het proeven van de kaas, tot een soortgelijk oordeel (IEPT20170503). Ook die rechtbank liet de vraag of auteursrecht op smaak überhaupt mogelijk is, onbeantwoord.

 

Het Hof Arnhem-Leeuwarden overweegt dat de kernvraag in deze zaak is of de smaak van een voedingsmiddel auteursrechtelijk kan worden beschermd. Volgens het Hof loopt de hoogste nationale rechtspraak uiteen ten aanzien van een vergelijkbare vraag, namelijk de vraag of geur zich leent voor auteursrechtelijke bescherming. In Nederland heeft de Hoge Raad in het arrest Lancóme/Kecofa (IEPT20060616) namelijk de mogelijkheid van auteursrecht op de geur van parfum ten principale aanvaard, terwijl het Franse Cour de Cassation de mogelijkheid van auteursrechtelijke bescherming van een geur categorisch van de hand heeft gewezen.

 

Naar het oordeel van het Hof Arnhem-Leeuwarden bestaat gerede twijfel of en in hoeverre het Unierecht ruimte laat voor auteursrechtelijke bescherming van de smaak van een voedingsmiddel en is een beslissing van het HvJEU noodzakelijk om in deze zaak uitspraak te kunnen doen. Het Hof Arnhem-Leeuwarden legt de volgende prejudiciële vragen voor aan het HvJEU:

 

“1. (a) Verzet Unierecht zich ertegen dat de smaak van een voedingsmiddel – als eigen intellectuele schepping van de maker – auteursrechtelijk beschermd wordt? In het bijzonder:

(b) Staat aan auteursrechtelijk bescherming in de weg dat het begrip “werken van letterkunde en kunst” in art. 2 lid 1 van de Berner Conventie, die voor alle lidstaten van de Unie verbindend is, weliswaar omvat "alle voortbrengselen op het gebied van letterkunde, wetenschap en kunst, welke ook de wijze of de vorm van uitdrukking zij”, maar dat de in deze bepaling genoemde voorbeelden enkel betrekking hebben op creaties die met het oog en/of het gehoor kunnen worden waargenomen?

(c) Staan de (mogelijke) instabiliteit van een voedingsmiddel en/of het subjectieve karakter van de smaakervaring eraan in de weg om de smaak van een voedingsmiddel als auteursrechtelijk beschermd werk aan te merken?

(d) Staat het stelsel van uitsluitende rechten en beperkingen, zoals geregeld in de artikelen 2 tot en met 5 van de Richtlijn 2001/29/EG, aan de auteursrechtelijke bescherming van de smaak van een voedingsmiddel in de weg?

 

2. Indien het antwoord op vraag 1(a) bevestigend luidt: - Bij herstelarrest van 13 juni 2017 is dit gewijzigd in: Indien het antwoord op vraag 1(a) ontkennend luidt:

(b) Welke vereisten gelden voor auteursrechtelijke bescherming van de smaak van een voedingsmiddel?

(a) Rust de auteursrechtelijke bescherming van een smaak enkel op de smaak als zodanig of (tevens) op de receptuur van het voedingsmiddel?

(c) Wat dient een partij die in een (inbreuk)procedure stelt een auteursrechtelijk beschermde smaak van een voedingsmiddel te hebben gecreëerd, te stellen? Kan deze partij er mee volstaan het voedingsmiddel in de procedure aan de rechter voor te leggen opdat de rechter, door te proeven en te ruiken, zich een eigen oordeel erover vormt of de smaak van het voedingsmiddel voldoet aan de eisen voor auteursrechtelijke bescherming? Of dient de eisende partij (al dan niet mede) een omschrijving te geven van de creatieve keuzes in de smaakcompositie en/of de receptuur op grond waarvan de smaak als eigen intellectuele schepping van de maker kan worden aangemerkt?

(d) Hoe dient de rechter in een inbreukprocedure vast te stellen of de smaak van het voedingsmiddel van de gedaagde partij zodanig overeenstemt met de smaak van het voedingsmiddel van de eisende partij dat sprake is van auteursrechtinbreuk? Is hierbij (mede) bepalend dat de totaalindrukken van beide smaken overeenstemmen? “

 

IEPT20170523, Hof Arnhem-Leeuwarden, Levola v Smilde


ECLI:NL:GHARL:2017:6698 en herstelarrest