Geen slaafse nabootsing van structuurmatten met antislipprofiel; geen eigen gezicht op de markt

24-07-2017 Print this page
IEPT20170719, Rb Gelderland, Companero v DG Rubber
(Met dank aan Willem Timmers, MenD)

Compañero’s structuurmatten met antislipprofiel voor beton van hebben geen eigen gezicht op de markt: door Compañero genoemde kenmerken gebruiksgemak en materiaalkeuze zijn functioneel en onderscheiden zich wat uiterlijke verschijningsvorm betreft niet van Umfeld, productieproces en functionaliteit hebben geen betrekking op de uiterlijke verschijningsvorm van de matten, slaafse nabootsing gaat om de invloed van de gelijkenis op de aankoopbeslissing en niet om eventuele verwarring die ontstaat nadat de aankoopbeslissing is genomen, profielen bestaan uit eenvoudige standaardvormen die dermate triviaal zijn dat deze niet bijdragen aan het eigen gezicht, gezandstraalde gedeelte in vierkante profiel is bovendien functioneel van karakter aangezien het het antislipeffect vergroot, ruitprofiel werd reeds gebruikt op multiplexplaat, ook verrichtte inspanningen, commercieel succes of verworven marktaandeel leiden niet tot een eigen gezicht. Voor zover handelen DG Rubber als stelselmatig nabootsen kan worden aangemerkt leidt dit niet tot onrechtmatig handelen: stelling dat stelselmatig nabootsen van een productlijn, ook indien de individuele nabootsingen geen nodeloze verwarring en dus geen onrechtmatig handelen meebrengen, een onrechtmatige daad oplevert, wordt weliswaar in de literatuur verdedigd maar vindt geen steun in de wet of in de jurisprudentie. Compañero dient te stellen en zo nodig te bewijzen dat zij gerechtigd is eventueel verbeurde dwangsommen te incasseren: verbod toegewezen ten gunste van [X] terwijl niet is gebleken van inbrengen in of cederen aan Compañero.

 

SLAAFSE NABOOTSING - PROCESRECHT

 

DG Rubber houdt zich bezig met het produceren en het leveren van structuurmatten met een antislipprofiel. Deze structuurmatten bestaan uit een mat van donkergroen PVC waarop aan de ene kant een katoenen doek is verlijmd en aan de andere kant een profiel is aangebracht. Deze structuurmat kan vervolgens in een betonmal worden gelijmd zodat, wanneer het beton is gestort, een antislipprofiel in het beton wordt achtergelaten. In 1997 verlaat een van de medewerkers DG Rubber om de onderneming Compañero op te richten. Ook deze onderneming brengt structuurmatten op de markt. Partijen betichten elkaar over en weer van slaafse nabootsing. Dit leverde eerder een uitspraak van de rechtbank Gelderland (IEPT20151103) en van de rechtbank Midden-Nederland op. In het onderhavige kort geding vordert Compañero dat de rechtbank DG Rubber beveelt de slaafse, althans stelselmatige nabootsing van de producten van Compañero te staken en gestaakt te houden op straffe van een dwangsom. Daarnaast vordert zij opgave en vernietiging van de voorraden, rectificatie en een schadevergoeding alsmede bepaling van € 100.000,00 aan verbeurde dwangsommen wegens de overtreding van het genoemde vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland.

 

De rechtbank overweegt echter dat de structuurmatten van Compañero geen eigen gezicht op de markt hebben. De kenmerken waar Compañero op heeft gewezen ten aanzien van het eigen gezicht zijn volgens de rechtbank niet voldoende. De rechtbank overweegt onder meer dat het genoemde gebruiksgemak en materiaalkeuze betrekking hebben op de functionaliteit en deugdelijkheid van de betreffende structuurmatten. Ook het genoemde productieproces heeft volgens de rechtbank geen betrekking op de uiterlijke verschijningsvorm van de structuurmatten, hetgeen ook geldt voor het resultaat van het gebruik van de matten.

 

Met betrekking tot de vorm van de profielen oordeelt de rechtbank dat de profielen waarop Compañero zich in deze procedure beroept een ruitprofiel (in verschillende groottes) en een gezandstraald blokjesprofiel zijn. De keuze voor deze eenvoudige geometrische standaardvormen is naar het oordeel van de rechtbank dermate triviaal dat deze niet kan bijdragen aan het eigen gezicht van de structuurmatten van Compañero. Het gezandstraalde gedeelte in het vierkante profiel is volgens de rechtbank bovendien functioneel van karakter aangezien dit het antislipeffect vergroot. Ten aanzien van het ruitprofiel geldt voorts dat onweersproken is dat een dergelijk ruitprofiel reeds werd gebruikt voor het aanbrengen van antislipprofielen op betonplaten voordat Compañero haar mat introduceerde. Ook de inspanningen die zijn verricht om de matten te ontwikkelen en vermarkten, brengen naar het oordeel van de rechtbank net als het feit dat met de matten commercieel succes en een aanzienlijk martaandeel is verworven, niet mee dat deze wat uiterlijke vormgeving betreft een eigen gezicht hebben verworven.

 

Nu de in het geding zijnde structuurmatten van Compañero geen eigen gezicht hebben, is de gestelde nabootsing van deze matten door DG Rubber volgens de rechtbank dan ook niet onrechtmatig jegens Compañero.

 

Compañero heeft subsidiair gesteld dat DG Rubber jegens haar onrechtmatig handelt doordat zij de producten van Compañero stelselmatig nabootst en daarmee meelift op de promotionele investeringen en goede naam van Compañero. De stelling dat het stelselmatig nabootsen van een productlijn van een ander, ook indien de individuele nabootsingen geen nodeloze verwarring en dus geen onrechtmatig handelen meebrengen, een onrechtmatige daad oplevert, vindt volgens de rechtbank – hoewel weliswaar in de literatuur verdedigd - geen steun in de wet of in de jurisprudentie.

 

Omtrent de al dan niet verbeurde dwangsommen, oordeelt de rechtbank dat de dwangsommen worden gevorderd door Compañero, terwijl het verbod door de rechtbank Gelderland is gewezen ten gunste van de oprichter van Compañero. Uit de door Compañero ingenomen stellingen blijkt volgens de rechtbank niet dat (en wanneer) eventuele vorderingen van de oprichter van Compañero in de B.V. zijn ingebracht dan wel zijn gecedeerd. Aangezien artikel 611c Rv bepaalt dat de dwangsom toekomt aan de partij die de veroordeling heeft gekregen, ligt het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van Compañero te stellen en, zo nodig, te bewijzen dat zij gerechtigd is de eventuele verbeurde dwangsommen uit hoofde van voornoemd vonnis te incasseren. De rechtbank verwijst de zaak naar de rol zodat partijen zich over het bovenstaande bij akte kunnen uitlaten.

 

Nu de voorwaarde voor het instellen van de eis in reconventie niet is ingetreden, wordt deze verder niet besproken. In de vrijwaringszaak wordt de vordering gelijk aan de vordering in de hoofdzaak niet toewijsbaar geacht.

 

IEPT20170719, Rb Gelderland, Compañero v DG Rubber

 

(kopie uitspraak)