Krachtens Vo. 1234/2007 beschermde oorsprongs- benamingen en geografische aanduidingen kunnen niet worden aangevuld door nationaal recht

15-09-2017 Print this page
IEPT20170914, HvJEU, EUIPO v IVDP

Geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting door beginselen die het HvJ heeft geformuleerd inzake uniformiteit en exclusiviteit beschermingsregeling Vo. 510/2006 toe te passen op de regeling uit Vo. 1234/2007: doelstellingen en kenmerken zijn vergelijkbaar. Wel blijk van onjuiste rechtsopvatting door oordeel dat bescherming voor beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen uit Vo. 1234/2007 kan worden aangevuld door toepasselijk nationaal recht dat aanvullende bescherming biedt. Geen onjuiste rechtsopvatting door oordeel dat merk PORT CHARLOTTE geen gebruik van de oorsprongsbenaming “Porto” of “Port” inhoudt en dat de gemiddelde consument het merk niet zal associëren met portwijn met de betrokken oorsprongsbenaming.

 

MERKENRECHT

 

Hoger beroep van zowel EUIPO als IVDP tegen uitspraak van het Gerecht EU van 18 november 2015 (zie) over het uniewoordmerk Port Charlotte, dat volgens IVDP afbreuk doet aan, met name, de bescherming die naar Portugees recht is verleend aan de oorsprongsbenaming “Porto” of “Port”. Het Gerecht verweet de kamer van beroep van het EUIPO de toepasselijke regels van Portugees recht inzake de bescherming van de oorsprongsbenamingen “Porto” of “Port” niet te hebben toegepast, en heeft de beslissing van de kamer van beroep vernietigd.

 

Volgens het EUIPO heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat door het Unierecht beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen niettemin op grond van het nationale recht aanvullende bescherming kunnen genieten, die kan steunen op artikel 8, lid 4, van verordening nr. 207/2009. Volgens IVDP heeft het Gerecht juist van een onjuiste rechtsopvatting blijk gegeven door te oordelen dat artikel 118 quaterdecies, leden 1 en 2, van verordening nr. 1234/2007 zowel de toestemming voor als de grenzen van en zelfs het verbod op het gebruik door de handel van de door het Unierecht beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen op eenvormige en exclusieve wijze regelt en te oordelen dat het omstreden merk een gebruik noch een voorstelling inhield van de beschermde oorsprongsbenaming “Porto” of “Port”.

 

Het Hof oordeelt dat het Gerecht geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting gegeven door de beginselen die het Hof in het arrest van 8 september 2009, Budĕjovický Budvar (C-478/07) heeft geformuleerd inzake de uniformiteit en exclusiviteit van de beschermingsregeling van verordening nr. 510/2006, toe te passen op de regeling van verordening nr. 1234/2007 aangezien hun doelstellingen en kenmerken vergelijkbaar zijn.

 

Het Gerecht heeft volgens het Hof echter wel blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de bescherming die krachtens verordening nr. 1234/2007 beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen genieten - mits zij “oudere rechten” vormen in de zin van artikel 53, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009, gelezen in samenhang met artikel 8, lid 4, ervan, en van artikel 53, lid 2, onder d) van deze verordening - kan “worden aangevuld door het toepasselijke nationale recht dat aanvullende bescherming biedt”. Hoewel verordening nr. 1234/2007 zich volgens het hof in beginsel niet verzet tegen bescherming krachtens het nationale recht van een “eenvoudige geografische herkomstaanduiding” (te weten een benaming waarbij geen rechtstreekse band bestaat tussen enerzijds een bepaalde kwaliteit, de reputatie of een ander kenmerk van het product en anderzijds zijn specifieke geografische oorsprong en die dus niet binnen de werkingssfeer van verordening nr. 1234/2007 valt), ligt dit hier anders nu sprake is van een . oorsprongsbenaming die duidelijk binnen de eigen werkingssfeer van verordening nr. 1234/2007 valt.

 

Het Gerecht EU heeft naar het oordeel van het Hof echter geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting gegeven door vast te stellen dat de kamer van beroep terecht had geconcludeerd dat niet kon worden geoordeeld dat het omstreden merk Port Charlotte een gebruik van de oorsprongsbenaming “Porto” of “Port” inhield omdat het relevante publiek in dat teken geen geografische verwijzing zien naar portwijn waarop de betrokken oorsprongsbenaming betrekking heeft.

 

Daarnaast heeft het Gerecht volgens het Hof geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting gegeven door te oordelen dat de gemiddelde consument, wanneer hij van Portugese afkomst is of het Portugees machtig is, bij het zien van whisky met het merk Port Charlotte, dat merk niet zal associëren met portwijn met de betrokken oorsprongsbenaming ook al maakt het woord “port” deel uit van dat merk.

 

Gelet op het bovenstaande wordt de principale hogere voorziening van het EUIPO toegewezen en de incidentele hogere voorziening van IVDP afgewezen. Het bestreden arrest wordt bijgevolg vernietigd.

 

IEPT20170914, HvJEU, EUIPO v IVDP

 

C-56/16 P - ECLI:EU:C:2017:394