Inbreukverbod op beeldmerk en handelsnaam Flippin’ Burgers

20-02-2018 Print this page
IEPT20180207, Rb Rotterdam, Flippin Burgers v Web Vloed
(Met dank aan Hanneke van Lith en Remco Klöters, Van Kaam)

Inbreukverbod op Flippin’ Burgers-beeldmerk: belang blijkt uit door gedaagde verstuurde e-mail, sprake van dreigende inbreuk. Inbreukverbod op handelsnaam Flippin’ Burgers: belang bij instellen vordering nu voorlopige voorziening uit (IEPT20161220) anders ex art. 1919i lid 1 Rv haar kracht zou verliezen, sprake van dreigende inbreuk. Geen inbreukverbod op logo: niet vast komen te staan dat auteursrecht op logo aan eiser is overgedragen.

 

MERKENRECHT - HANDELSNAAMRECHT - AUTEURSRECHT

 

Zie eerder de kort geding procedure (IEPT20161220). De vorderingen van X strekken er kort gezegd toe Y te doen verbieden inbreuk te maken op de intellectuele eigendomsrechten van X en de domeinnaam flippinburgers.nl aan X over te dragen. Y stelt dat X geen belang heeft bij zijn vorderingen nu hij reeds voorafgaand aan de procedure in kort geding het gebruik van alles wat te maken heeft met Flippin’ Burgers

heeft gestaakt en dat er sindsdien geen sprake meer is (geweest) van een (dreigende) inbreuk op enig recht van X. De rechtbank overweegt echter dat uit een door Y gestuurde e-mail blijkt dat Y stelt rechthebbende te zijn van het beeldmerk en de domeinnaam van Flippin’ Burgers, en dat X reeds daarom belang heeft bij de onderhavige procedure.

 

De rechtbank overweegt dat X gelet op deze e-mail recht en belang heeft bij het door haar gevorderde inbreukverbod op het Flippin’ Burgers beeldmerk nu sprake is van een dreigende inbreuk in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE. Dat Y heeft verklaard geen enkele intentie te hebben het beeldmerk te gebruiken doet hier mede gelet op hetgeen eerder tussen partijen is voorgevallen niet aan af. Bovendien is geen onthoudingsverklaring getekend.

 

Ook in het kader van het gevorderde inbreukverbod op de handelsnaam Flippin ’Burgers heeft Y gesteld dat X geen belang heeft omdat de voorzieningenrechter reeds een dergelijk verbod heeft opgelegd. Ook dit verweer wordt verworpen nu deze voorlopige voorziening ex art. 1019i lid 2 Rv haar werking zou verliezen indien de eis in de hoofdzaak niet binnen 31 dagen zou zijn ingesteld. Het belang van bij de inbreukvordering is daarmee gegeven, en deze wordt – nu volgens de rechtbank ook hier sprake is van een dreigende inbreuk -  toegewezen.

 

Het inbreukverbod met betrekking tot het Flippin’ Burgers logo wordt afgewezen nu niet is vast komen te staan dat Y - die het logo heeft ontworpen - het auteursrecht hierop aan X heeft overgedragen. Ook de gevorderde overdracht van de domeinnaam wordt afgewezen nu de registratie van Y inmiddels is vervallen, en X de domeinnaam heeft geregistreerd. Nu partijen over en weer gedeeltelijk in het (on)gelijk zijn gesteld, worden de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.

 

IEPT20180207, Rb Rotterdam, Flippin Burgers v Web & Vloed

 

ECLI:NL:RBROT:2018:1421