Geen verwarringsgevaar tussen “PROTI” en “PROTICURD”

28-11-2018 Print this page
IEPT20180419, GEU, Bernhard Rintisch v EUIPO

Merkenrecht. Beroep tegen oppositie. Na een eerdere gang naar het Gerecht en terugverwijzing naar de Kamer van Beroep dient de zaak van houder van de Duitse nationale merken “PROTI”, “PROTIPLUS” en “PROTI POWER” (klasse 29, o.a. melkproducten en klasse 32, preparaten, in het bijzonder proteïne, in het bijzonder in poedervorm, voor het bereiden van dranken) wederom bij het Gerecht. De houder van de voornoemde nationale merken heeft oppositie ingesteld tegen inschrijving van het Europese woordmerk “PROTICURD” (klasse 5, o.a. diëtische supplementen en preparaten).

 

Het beroep faalt. Het Gerecht oordeelt dat de Kamer van Beroep haar oordeel met voldoende redenen heeft omkleed en de juiste maatstaven gehanteerd met betrekking tot de beoordeling van het bewijs ten behoeve van het vaststellen van normaal gebruik van het merk.

 

In het kader van artikel 8 lid 1 sub b GMVo (beroep op verwarringsgevaar) overweegt het Gerecht allereest dat het relevante publiek de Duitse gemiddelde, geïnformeerde consument betreft. Vervolgens komt het Gerecht toe aan de beoordeling van het verwarringsgevaar met betrekking tot de visuele, fonetische of begripsmatige overeenstemming van de betrokken tekens.

 

Het Gerecht stelt vast dat de betrokken goederen met elkaar verschillen daar zij ieder afzonderlijk voor een eigen doel (dorst lessen vs. diëtiek) worden ingezet. Daarnaast stelt het Gerecht vast dat, ondanks dat beiden producten het gemeenschappelijk ingrediënt proteïne bevatten, zij naar hun aard,  vervaardiging, distributiekanalen en hun eindgebruikers verschillen. Ook stelt het Gerecht vast dat het woord ‘curd’ geen onderdeel uitmaakt van standaard Engelse woordenschat van het relevante publiek, de Duitse consumenten. Het Gerecht merkt daarbij op dat er geen gelijkenis bestaat tussen het Engelse ‘curd’ en het Duitse ‘quark’.

 

Bovenstaande brengt het Gerecht tot het oordeel dat, in overweging nemende dat naar vaste rechtspraak het relevante publiek meer waarde hecht aan het eerste deel van een woord, de Kamer van Beroep niet verkeerd heeft geoordeeld door vast te stellen dat de merken PROTI en PROTICURD visueel en auditief slechts in gemiddelde mate overeenstemmen. Bijgevolg oordeelt het Gerecht dat de Kamer van Beroep terecht heeft vastgesteld dat er geen gevaar van verwarring van het conflicterende teken bestond.

 

T-25/17 – ECLI:EU:T:2018:195