Hoge Raad vernietigt oordeel hof over bekendheid van de term ‘witte wieven’ bij vaststellen begripsmatige overeenstemming

16-07-2018 Print this page
IEPT20180713, HR, FFF v Levola

Klacht tegen ‘veralgemeniseringsstap’ bij vaststellen begripsmatige overeenstemming tussen HEKSENKAAS en WITTE WIEVENKAAS (‘beide zijn immers bovennatuurlijke magische vrouwelijke verschijningen met een negatieve connotatie, hetgeen een zodanig bijzondere categorie wezens/verschijnselen is dat ook dan sprake is van begripsmatige overeenstemming’) slaagt niet: begripsmatige overeenstemming berust naar haar aard op een meer abstracte notie, zoals een gemeenschappelijke betekenis, gedeelde eigenschap of gemeenschappelijk kenmerk van beide tekens, richtlijnen EUIPO bevestigen juistheid van de ‘veralgemeniseringsstap’. Klacht tegen motivering oordeel dat substantieel deel van het relevante publiek bekend is met de betekenis van het begrip ‘witte wieven slaagt’:  aan stukken die betrekking hebben op de betekenis van een term kunnen zonder nadere toelichting geen gevolgtrekkingen worden verbonden omtrent de mate waarin de kennis van die term en betekenis onder het publiek verspreid is, zonder nadere toelichting valt niet in te zien waarop het hof zijn oordeel grondt dat ook iemand die niet bekend is met de beschreven kenmerken die de ‘witte wieven’ in volksverhalen bezitten, op zijn minst zal weten dat de term ‘witte wieven’ verwijst naar fictieve vrouwelijke wezens en dat die term een negatieve connotatie heeft. 

 

MERKENRECHT

 

Cassatie tegen het oordeel van het hof in drie afzonderlijke procedures omtrent de oppositie die Levola heeft ingesteld tegen de inschrijving van verschillende depots van het merk WITTE WIEVENKAAS. Het BBIE wees de oppositie af wegens het ontbreken van begripsmatige overeenstemming, maar dit oordeel werd door het hof vernietigd met toewijzing van de oppositie (IEPT20170228).

 

FFF stelt in de onderhavige procedures dat het hof in het kader van de vaststelling van begripsmatige overeenstemming heeft nagelaten de totaalindrukken rechtstreeks met elkaar te vergelijken en ten onrechte eerst een veralgemeniserende stap heeft gezet en vervolgens slechts heeft vastgesteld dat merk en teken (begripsmatig) tot die veralgemeniseerde klasse (bovennatuurlijke magische vrouwelijke verschijningen met een negatieve connotatie) kunnen worden gerekend. De Hoge Raad oordeelt echter dat het hof hiermee geen onjuiste gedachtegang heeft gevolgd. De begripsmatige overeenstemming berust naar haar aard op een meer abstracte notie, zoals een gemeenschappelijke betekenis, gedeelde eigenschap of gemeenschappelijk kenmerk van beide tekens, zo oordeelt het hof. Ook de richtlijnen van het EUIPO bevestigen volgens de Hoge Raad de juistheid van de ‘veralgemeniseringsstap’.

 

De klacht tegen de motivering van het oordeel dat een substantieel deel van het relevante publiek bekend is met de betekenis van het begrip ‘witte wieven’, slaagt wel. De Hoge Raad overweegt dat aan stukken die betrekking hebben op de betekenis van een term - zonder nadere toelichting -  geen gevolgtrekkingen kunnen worden verbonden omtrent de mate waarin de kennis van die term en betekenis onder het publiek verspreid is. Zonder nadere toelichting valt niet in te zien waarop het hof zijn oordeel grondt dat ook iemand die niet bekend is met de beschreven kenmerken die de ‘witte wieven’ in volksverhalen bezitten, op zijn minst zal weten dat de term ‘witte wieven’ verwijst naar fictieve vrouwelijke wezens en dat die term een negatieve connotatie heeft, zo oordeelt het hof. De Hoge Raad vernietigt de drie beschikkingen van het hof en wijst deze terug ter verdere behandeling en beslissing.

 

IEPT20180713, HR, FFF v Levola - (ECLI:NL:HR:2018:1215

IEPT20180713, HR, FFF v Levola II - (ECLI:NL:HR:2018:1217)

IEPT20180713, HR, FFF v Levola III - (ECLI:NL:HR:2018:1214)

 

Deze uitspraak wordt besproken in de volgende webinars:

IE-update 3e kwartaal 2018

Merkenrecht 2018 Deel 1