Prejudiciële vraag over exclusieve bevoegdheid bij voorlopige maatregelen inzake Gemeenschapsmodellen

02-11-2018 Print this page
IEPT20181102, HR, Spin Master v High5

Cassatie in het belang der wet. Prejudiciële vraag: moet artikel 90 GMoV zo worden uitgelegd dat het een dwingende toekenning van bevoegdheid inhoudt aan alle rechtelijke instanties van een lidstaat om voorlopige en beschermende maatregelen te bevelen of laat het lidstaten vrij om deze bevoegdheid exclusief aan rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel toe wijzen?

 

MODELRECHT - IPR

 

Cassatie in het belang der wet tegen het vonnis van de voorzieningenrechter van 12 januari 2017 (IEPT20170112), waarin werd geoordeeld dat de Amsterdamse voorzieningenrechter op grond van artikel 90 GMoV bevoegd zou zijn om te oordelen over de zaak. De vordering van de Procureur-Generaal stelt de vraag aan de orde of de regeling van artikel 90 GMoV eraan in de weg staat dat de wetgeving van een lidstaat bepaalt (zoals in Nederland het geval is) dat de exclusieve bevoegdheid van de op de voet van artikel 80(1) GMoV aangewezen gerechten ook geldt voor voorlopige en beschermende maatregelen als bedoeld in art. 90 GMoV.

 

De Hoge Raad oordeelt dat dit een vraag van uitleg van het Unierecht betreft, aangezien er niet kan worden gezegd dat redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan omtrent de wijze waarop deze vraag moet worden beantwoord en dat deze vraag niet in de rechtspraak van het HvJEU al is beantwoord.

 

“3.5.2 Mogelijk is dat de Uniewetgever met de verordening heeft beoogd om voor voorlopige en beschermende maatregelen als in art. 90 GModVo bedoeld, een verplichte uitzondering te maken op het in de considerans (punt 29) uitgesproken streven specialisering bij de rechters te bevorderen – met het oog waarop art. 80 lid 1 GModVo bepaalt dat de lidstaten een zo gering mogelijk aantal nationale rechterlijke instanties van eerste en tweede aanleg als ‘rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel’ aanwijzen – zij het dat aan beslissingen inzake die voorlopige en beschermende maatregelen van rechterlijke instanties die niet tot die aangewezen gerechten behoren, geen werking buiten het territoir van de betrokken lidstaat toekomt (art. 90 lid 3 GModVo). Die uitleg zou meebrengen dat het lidstaten niet vrijstaat de kennisneming van alle vorderingen tot het treffen van voorlopige en beschermende maatregelen in modellenzaken bij uitsluiting op te dragen aan de rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel.

 

3.5.3 Denkbaar is ook dat de Uniewetgever niet meer heeft beoogd dan de lidstaten de bevoegdheid te verlenen om in hun nationale wetgeving te bepalen dat de kennisneming van vorderingen tot het treffen van maatregelen als in art. 90 GModVo bedoeld, behalve aan de rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel, ook wordt opgedragen aan de andere rechterlijke instanties die bevoegd zijn tot het treffen van dergelijke maatregelen in zaken betreffende nationale modellen (bij welke instanties dan de restrictie van art. 90 lid 3 GModVo geldt). Gelet op hetgeen art. 3 van de Nederlandse Uitvoeringswet, genoemd hiervoor in 3.4.2, bepaalt, is de Nederlandse wetgever kennelijk uitgegaan van deze uitleg en heeft hij het belang van de deskundigheid van de op de voet van art. 80 lid 1 GModVo aangewezen, gespecialiseerde, gerechten de doorslag te laten geven.

 

3.5.4 Ten slotte is de in de vordering van de Procureur-Generaal verdedigde uitleg denkbaar dat art. 81 GModVo de interne bevoegdheid van de rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel verplicht voorschrijft voor de in dat artikel genoemde vorderingen (ongeacht of het het bodemgeschil betreft of niet) en dat art. 90 GModVo slechts geldt voor voorlopige en beschermende maatregelen van andere aard.”

 

De Hoge Raad stelt de volgende prejudiciële vraag:

 

“Moet art. 90 lid 1 GModVo aldus worden uitgelegd dat het een dwingende toekenning inhoudt aan alle daar genoemde rechterlijke instanties van een lidstaat, van de bevoegdheid om voorlopige en beschermende maatregelen te bevelen, of laat het de lidstaten – geheel of gedeeltelijk – vrij om de bevoegdheid dergelijke maatregelen te bevelen, bij uitsluiting op te dragen aan de rechterlijke instanties die overeenkomstig art. 80 lid 1 GModVo zijn aangewezen als rechtbanken (van eerste en tweede aanleg) voor het Gemeenschapsmodel?”

 

IEPT20181102, HR, Spin Master v High5

 

ECLI:NL:HR:2018:2027

 

Deze uitspraak wordt besproken in de volgende webinar:

IE-update 4e kwartaal 2018