Niet aannemelijk dat eiser gebruik heeft gemaakt van handelsnamen Ribattuta en Ribattuta Ensemble

12-12-2018 Print this page
IEPT20181127, Rb Midden-Nederland, Ribattuta
(Met dank aan Anniek Schalekamp en Nanda de Jongh-Ruyters, BRight Advocaten)

Geen handelsnaaminbreuk. Niet aannemelijk dat eiser [D] eerder gebruik heeft gemaakt van handelsnamen Ribattuta en Ribattuta Ensemble: niet gebruikt in periode vóór oprichting Stichting Ribattuta in 2004, stichting is volgens [D] geen onderneming en kan geen handelsnaam hebben gehad, niet aannemelijk dat tijdens samenwerking eenmanszaak [D] onder handelsnaam Ribatutta heeft gehandeld en website www.ribattuta.nl heeft gebruikt. Beeldmerk [V] maakt geen inbreuk “sub a” op woordmerk “Ribattuta Ensemble”: tekens niet gelijk. Geen inbreuk “sub b”: verweer dat depot woordmerk door [D] te kwader trouw is verricht wegens voorgebruik door [V] niet onaannemelijk, nader bewijs nodig waarvoor in kort geding geen ruimte is. Beroep op oneerlijke handelspraktijk door onderneming mogelijk. Geen oneerlijke handelspraktijk: misleiding publiek onvoldoende onderbouwd.

 

HANDELSNAAMRECHTMERKENRECHTONEERLIJKE HANDELSPRAKTIJKEN

 

Kort geding. [D] stelt rechthebbende te zijn van de handelsnamen Ribattuta en Ribattuta Ensemble, waarop [V] inbreuk zou maken. Ook zou sprake zijn van een oneerlijke handelspraktijk zijdens [V]. De vorderingen worden afgewezen.

 

[D] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij naast de handelsnaam [D] – Musicus gebruik maakt van de handelsnamen Ribattuta en Ribattuta Ensemble. Het registreren ervan in de KVK is onvoldoende, zeker gelet op de betwisting van [V] dat dit niet voor 9 juli 2018 is gebeurd. Dat [D] de handelsnamen heeft gebruikt vóór de oprichting van de Stichting Ribattuta Ensemble eind 2004 is dus niet gebleken. Het gebruik door de Stichting van beide handelsnamen leidt echter niet tot toewijzing van de vordering, omdat de Stichting volgens [D] geen onderneming is, waardoor de voorzieningenrechter van oordeel is dat de Stichting daarom geen handelsnaam kan hebben gehad. De handelsnaam is immers de naam waaronder een onderneming wordt gedreven (artikel 1 Hnw). Ook is niet aannemelijk dat [D] de handelsnaam Ribatutta heeft gebruikt tijdens de samenwerking met [V] en de website www.ribattuta.nl heeft gebruikt.

 

[D] heeft het woordmerk “Ribattuta Ensemble” geregistreerd op 8 juni 2018, terwijl [V] op 11 juni 2018 het hiernaast getoonde beeldmerk heeft geregistreerd. Er is volgens de voorzieningenrechter geen sprake van inbreuk “sub a”, omdat geen sprake is van gelijke tekens. Er is geen sprake van inbreuk “sub b”, omdat het verweer van [D] dat het woordmerk te kwader trouw is gedeponeerd niet onaannemelijk is. Om meer duidelijkheid te krijgen op dit punt is nader bewijs nodig, waarvoor in kort geding geen ruimte is. Omdat onduidelijk is wat de bodemrechter zal beslissen dienen er geen maatregelen te worden genomen die ertoe leiden dat een van de partijen het gebruik van de naam Ribattuta op grond van het merkenrecht monopoliseert.

 

Het beroep op auteursrecht wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen. [D] heeft zich ook op een oneerlijke handelspraktijk van [V] beroepen. De voorzieningenrechter overweegt dat naar zijn oordeel een onderneming zich op de artikelen betreffende de oneerlijke handelspraktijk kan beroepen, maar dat in deze zaak het beroep faalt, omdat niet van de door [D] gestelde en nauwelijks onderbouwde misleiding van het publiek kan worden uitgegaan. Hierbij is nog van belang dat niet is gebleken dat [D] de handelsnamen Ribatutta en Ribattuta Ensemble gebruikt en dat het beroep op merkinbreuk niet slaagt.

 

IEPT20181127, Rb Midden-Nederland, Ribatutta

 

(kopie origineel vonnis)