Schorsing tenuitvoerlegging vanwege onvoldoende wederhoor in drank-zaak

05-01-2024 Print this page
IEPT20231208, Hof Den Haag, LB11 v MHCS

De LVMH-eiseressen hebben bij de rechtbank (IEPT20230614) verbodsvorderingen met nevenvorderingen ingesteld tegen onder anderen LBI I wegens het in strijd met hun merkrechten verhandelen van flessen alcoholhoudende drank. Er is onvoldoende gelegenheid gesteld passend te reageren op 26 producties van MHCS. De rechtbank heeft daarvoor slechts een week gegeven en met maximaal drie bladzijden. De toebedeelde spreektijd van 10 en 5 minuten kan evenmin worden gezien als voldoende gelegenheid om te reageren.


MERKENRECHT



De LVMH-eiseressen hebben bij de rechtbank verbodsvorderingen met nevenvorderingen ingesteld tegen onder anderen LBI I wegens het in strijd met hun merkrechten verhandelen van flessen alcoholhoudende drank. De rechtbank heeft die vorderingen deels toegewezen, waaronder veroordelingen tot het doen van bepaalde opgaves en tot winstafdracht, met gedeeltelijke verklaring van uitvoerbaarheid bij voorraad. In dit incident vordert LB11 dat het hof de tenuitvoerlegging van die twee veroordelingen, voor zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, schorst primair tot het eindarrest in hager beroep en subsidiair voor de duur van zes maanden.

 

Het hof oordeelt in deze uitspraak dat bij het bestreden vonnis sprake is van een kennelijke misslag wegens schending van hoor en wederhoor, en wijst de gevorderde schorsing daarom toe. Er is onvoldoende gelegenheid gesteld passend te reageren op 26 producties van MHCS. De rechtbank heeft daarvoor slechts een week gegeven en met maximaal drie bladzijden. De toebedeelde spreektijd van 10 en 5 minuten kan evenmin worden gezien als voldoende gelegenheid om te reageren.

 

Er is sprake van een kennelijke schending van het beginsel van hoor en wederhoor.

 

De rechtbank heeft gedaagden weliswaar op dat moment in de gelegenheid gesteld om op die nieuwe producties te reageren, maar niet voldoende. De rechtbank heeft die mogelijkheid namelijk beperkt door voor te schrijven dat iedere groep van gedaagden, waaronder één groep bestaande uit de zes VCK-gedaagden, binnen een week met maximaal drie bladzijden per groep mocht reageren. Wat tijdspanne en omvang van de reactie betreft geldt dat die beperkingen geen recht doen aan de omvang van de 26 (mede) voor de VCK-gedaagden relevante producties en het recht op wederhoor daarom in essentie hebben aangetast.

 

De in datzelfde bericht aan de VCK-gedaagden toebedeelde spreektijd van tien en vijf minuten kan evenmin worden gezien als een voldoende gelegenheid om op de voor die gedaagden relevante producties te reageren.

 

Onder die omstandigheden had de rechtbank ten aanzien van LB11 geen eindoordeel mogen vellen op basis van de stukken zonder LB11 in de gelegenheid te stellen zieh daar binnen een redelijke termijn alsnog nader over uit te laten.

 

Deze kennelijke misslag heeft gevolgen gehad voor de veroordelingen waarvoor opschorting van de tenuitvoerlegging is gevorderd. Het hof schorst de tenuitvoerlegging van de veroordelingen tot eindarrest in de hoofdzaak is bepaald.

 

Kopie oorspronkelijke uitspraak