HR: Executie in een IE-zaak na wel/niet vernietiging van arbitragebeslissingen

26-03-2024 Print this page
IEPT20240322, HR, De Russische Federatie v Hulley-Veteran-Yukos

Procesrecht. Arbitrage. Executiegeschil op voet art. 438 Rv rondom opheffing beslag op IE-rechten. De stand van de vernietigingsprocedure inzake arbitrale vonnissen leidt wel/niet tot schorsing tenuitvoerlegging? Enkel het tussenarrest tegen beslissing dat frauduleus handelen niet in vernietigingsprocedure kan worden besproken, in cassatie behandeld. Dat er geen geldige arbitrageovereenkomst zou zijn, is een onaantastbaar besluit. 


EXECUTIEGESCHIL

 

De Russissche Federatie is in drie arbitrale beslissingen van het Permanent Hof veroordeeld tot betaling van aanzienlijk bedragen aan HVY. Zij vorderde vernietiging van arbitrale beslissingen, bij het hof is die vernietigingsprocedure afgewezen. Het beslag werd opgeheven.

 

De rechtbank Den Haag (2016) heeft vernietiging van de arbitrale beslissingen toegewezen wegens het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst. Bij tussenarrest is aangevoerd dat HVY frauduleus heeft gehandeld - dat kan niet in de vernietigingsprocedure aan de orde worden gesteld, enkel in herroepingsprocedure. Bij eindarrest heeft Hof geoordeeld dat de gronden om te betogen dat een geldige arbitrageovereenkomst ontbreekt vernietiging niet kunnen dragen.

 

HR heeft geoordeeld dat de klacht over frauduleus handelen dat deze niet in de vernietigingsprocedure kan worden behandeld, toegewezen.

 

De klachten over de (on)geldigheid van arbitrageovereenkomst zijn verworpen en dus is er geldige arbitrageoordeel gegeven. Dat oordeel is onaantastbaar geworden. Daarmee is definitief de dragende grond ontvallen aan het vonnis waarin de arbitrale beslissingen waren vernietigd op grond dat een geldige arbitrageovereenkomst ontbreekt. Klacht kan niet tot cassatie leiden.


Verwerping van het principale beroep.

 

ECLI:NL:HR:2024:464

Conclusie ECLI:NL:PHR:2023:821

 

Relevante uitspraken:
In andere parallelle procedure is enkel 81 RO toegepast: ECLI:NL:HR:2024:463
IEPT20220628 (Hof)
ECLI:NL:RBDHA:2020:10708 (Rechtbank)