Beoordeling - algemeen

Print this page
Auteur:
Th.C.J.A. van Engelen, N.F. de Bruin

  naar IE-Beginselen   

 

 

Hof van Justitie EU

 

IEPT20200304, HvJEU, EUIPO v Equivalenza Manufactory

Visuele of fonetische overeenstemming kan alleen worden geneutraliseerd door begripsmatige verschillen in het uitzonderlijke geval waarin ten minste één van de conflicterende tekens in de ogen van het relevante publiek een duidelijke, vaste en onmiddellijk begrijpelijke betekenis heeft. Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de fonetische overeenstemming wordt  geneutraliseerd door het begripsmatige verschil en vervolgens af te zien van beoordeling verwarringsgevaar. Alleen in het uitzonderlijke geval waarin ten minste één van de conflicterende tekens in de ogen van het relevante publiek een duidelijke, vaste en onmiddellijk begrijpelijke betekenis heeft kan worden afgezien van de beoordeling van verwarringsgevaar op grond dat deze tekens ondanks het bestaan van bepaalde elementen van visuele of fonetische overeenstemming ervan door de uitgesproken begripsmatige een andere totaalindruk oproepen. Er is geenszins vastgesteld dat hier sprake van is.

 

IEPT20190704, HvJEU, Touristik v EUIPO

Aanduiding merk in standaardschrift Uniemerkenblad irrelevant voor beoordeling fonetische perceptie beeldmerk. Oppositie tegen inschrijving van het weergegeven beeldmerk op grond van het beeldmerk Fly.de is afgewezen. Rekwirante stelt dat het ten onrechte geen rekening is gehouden met de aanduiding van het aangevraagde merk zoals het in standaardschrift in het Uniemerkenblad staat (“Fly”, zonder hartje). Het HvJEU oordeelt dat het Gerecht door te oordelen dat die aanduiding niet bepalend is voor de beoordeling van de betrokken fonetische indruk, heeft geoordeeld dat die aanduiding geen aanwijzing vormt voor de wijze waarop het relevante publiek het betrokken merk waarneemt. Het HvJEU oordeelt dat de aanduiding in standaardschrift van een beeldmerk in het Uniemerkenblad inderdaad irrelevant is voor de beoordeling van de fonetische perceptie van de tekens.

 

IEPT20180530, HvJEU, Tsujimoto v EUIPO

Overeenstemming woordmerken KENZO en KENZO ESTATE door verhoogde aandacht voor begin van een teken. GEU kon op goede gronden oordelen dat aangevraagde woordmerken KENZO ESTATE overeenstemden met oudere woordmerk KENZO. Het aangevraagde woordmerk bevat het oudere merk in combinatie met een element zonder onderscheidend vermogen. Uit de punten 31 tot en met 33 van de bestreden arresten blijkt dat het Gerecht bij de beoordeling van de overeenstemming van de conflicterende merken heeft geoordeeld, ten eerste, dat het merk waarvan om inschrijving is verzocht uitsluitend bestaat uit het oudere merk, waar het element “estate” bij is geplaatst, welk element geen onderscheidend vermogen heeft en, ten tweede, dat aangezien de consument in beginsel meer aandacht schenkt aan het begin van een teken dan aan het einde ervan, het relevante publiek zijn aandacht zou concentreren op het eerste, meer onderscheidende element, namelijk het woord “kenzo”. In deze omstandigheden kon het Gerecht op goede gronden oordelen dat de twee conflicterende merken, elk in hun geheel beschouwd, overeenstemden, aangezien het woordmerken betreft waarvan er één uitsluitend bestaat uit het oudere merk, waaraan een element zonder onderscheidend vermogen wordt toegevoegd.

 

IEPT20180530, HvJEU,  L‘Oréal

Niet onderbouwd waarom “Masters” meest onderscheidende element van beeldmerk “Masters Color” is. Het oordeel van het Gerecht dat het meest onderscheidend element van het merk “Masters Color” het element “Masters” is, is dubbelzinnig en onvolledig. De motivering ontbreekt en wordt niet onderbouwd door jurisprudentie. Voorts heeft het Gerecht onvoldoende gemotiveerd waarom zij een vergelijking van alle onderscheidende kenmerken van de conflicterende merken buiten beschouwing heeft gelaten bij haar onderzoek naar het verwarringsgevaar.

 

IPPT20171005, CJEU, Wolf Oil

Geen overeenstemming tussen beeldmerk Champion en woordmerk CHEMPIOIL nu visuele en auditieve overeenstemming wordt geneutraliseerd door begripsmatig verschil. A distinction should be made between the assessment of the conceptual differences between signs at issue and the overall assessment of their similarities, which form two distinct stages in the analysis of the overall likelihood of confusion, the first being a prerequisite for the second. In the present case, the General Court correctly distinguished the assessment of the conceptual differences in the analysis of the possible neutralisation of visual and phonetic similarities by conceptual differences. In the present case, the General Court correctly distinguished the assessment of the conceptual differences in the analysis of the possible neutralisation of visual and phonetic similarities by conceptual differences. Contrary to the appellant’s assertion, the General Court did not hold that the neutralization of visual and phonetic similarities could be ruled out only if both of the signs at issue had clear and specific meanings. In a factual assessment, which it is not for the Court of Justice to review, the General Court held that the sign ‘CHAMPION’ had a clear and specific meaning and that the sign ‘CHEMPIOIL’ had no such meaning, namely that it did not have a meaning which could be immediately understood by the relevant public. Finally, without erring in law, it held that the visual and phonetic similarities of the signs at issue could be neutralised.

 

IEPT20151210, HvJEU, El Corte Inglés v BHIM

Enkel geringe begripsmatige overeenstemming onvoldoende voor verwarringsgevaar. Betekenis en mate van overeenstemming: begrip “overeenstemming” heeft zelfde betekenis bij de relatieve weigeringsgronden in artikel 8(1)(b) (overeenstemming met ouder merk voor soortgelijke waren of diensten) en artikel 8(5) GMeV (overeenstemming met een ouder bekend merk). GEU oordeelde terecht dat enkel geringe begripsmatige overeenstemming bij het ontbreken van auditieve en visuele overeenstemming met ‘The English Cut’ onvoldoende was voor verwarringsgevaar ex artikel 8(1)(b) GMeV.

  

IEPT20151022, HvJEU, BGW v Scholz

Vaststellen overeenstemming met samengesteld merk. Bij de beoordeling van de overeenstemming van twee merken mag niet slechts één bestanddeel van een samengesteld merk in beschouwing worden betrokken en worden vergeleken met een ander merk. Bij een dergelijke vergelijking dienen de betrokken merken juist elk in hun geheel te worden onderzocht. In bepaalde omstandigheden kan de totaalindruk die een samengesteld merk bij het relevante publiek nalaat, weliswaar door een of meerdere bestanddelen ervan worden gedomineerd, maar de overeenstemming kan alleen op basis van het dominerende bestanddeel worden beoordeeld, wanneer alle andere bestanddelen van het merk te verwaarlozen zijn. bij de beoordeling van de overeenstemming van de conflicterende merken rekening moet worden gehouden met het gemeenschappelijke bestanddeel ervan, al kan het niet worden geacht het totaalbeeld te overheersen, voor zover het op zichzelf het oudere merk vormt en autonoom onderscheidend blijft in het met name uit dit bestanddeel samengestelde merk, waarvan de inschrijving wordt aangevraagd. Een bestanddeel van een samengesteld teken behoudt een dergelijke zelfstandige onderscheidende plaats niet indien dit bestanddeel met het andere bestanddeel of de andere bestanddelen van het teken tezamen genomen, een eenheid vormt met een andere betekenis dan die van bedoelde bestanddelen afzonderlijk beschouwd. Zelfs een element met een gering onderscheidend vermogen kan de totaalindruk van een samengesteld merk domineren of binnen dat merk een zelfstandige onderscheidende plaats kan hebben wanneer het, met name wegens de positie ervan in het teken of wegens de omvang ervan, onmiddellijk wordt waargenomen door de consument en bij deze in herinnering blijft.

 

IEPT20150625, HvJEU, Loutfi v AMJ Meatproducts

Beoordeling auditieve en begripsmatige verschillen Arabische woorden bij basiskennis van relevante publiek. Rekening dient te worden gehouden met deze verschillen op fonetisch en begripsmatig vlak, daar anders de beoordeling van het verwarringsgevaar slechts gedeeltelijk zou worden verricht en dus zonder rekening te houden met de totaalindruk die door de gemeenschapsmerken en het betrokken teken bij het relevante publiek wordt opgeroepen.

 

IEPT20150319, HvJEU, Mega Brands v BHIM

Louter beschrijvend woordelement kan dominerend zijn. GEU heeft ten onrechte geen rekening gehouden met het cijfer “4” in “MAGNET 4” bij de beoordeling van verwarringsgevaar met het woordmerk en beeldmerk “MAGNEXT”. Schending motiveringsplicht GEU door niet te motiveren waarom het “MAGNET” als dominerend heeft aangemerkt en het cijfer “4” niet heeft meegenomen in haar beoordeling.

 

IEPT20140508, HvJEU, Bimbo v BHIM

Betrokken merken moeten in hun geheel worden onderzocht. DOGHNUTS v BIMBO DOUGHNUTS. Bij de beoordeling of twee merken overeenstemmen, mag niet slechts één bestanddeel van een samengesteld merk in beschouwing worden genomen en met een ander merk worden vergeleken. De totaalindruk die bij het relevante publiek door een samengesteld merk wordt opgeroepen, kan in bepaalde omstandigheden door een of meerdere bestanddelen ervan worden gedomineerd. Evenwel kan alleen wanneer alle andere bestanddelen van het merk te verwaarlozen zijn, de overeenstemming op basis van enkel het dominerende bestanddeel worden beoordeeld. Bij een dergelijke vergelijking moeten de betrokken merken juist elk in hun geheel worden onderzocht. Onderzoek of een van bestanddelen van een samengesteld teken een zelfstandige onderscheidende plaats heeft, strekt ertoe vast te stellen welke bestanddelen bijdragen aan de opgeroepen totaalindruk. Dit onderzoek vindt derhalve plaats vóór de globale beoordeling van het verwarringsgevaar tussen de tekens.

 

IEPT20130718, HvJEU, Specsavers v Asda

Gebruik specifieke kleur bij merk dat niet in kleur is ingeschreven kan relevant zijn bij vergelijking merk en teken. Visuele, auditieve of begripsmatige overeenstemming dient te berusten op de totaalindruk die ervan uitgaat, waarbij met name rekening moet worden gehouden met hun onderscheidende en dominerende bestanddelen.   Wanneer een gemeenschapsmerk niet in kleur is ingeschreven, maar de houder het op ruime schaal in een specifieke kleur of kleurencombinatie heeft gebruikt, waardoor een aanzienlijk deel van het publiek dit merk met die kleur of kleurencombinatie is gaan associëren, kan de kleur die een derde gebruikt relevant zijn bij de globale beoordeling. De kleur of de kleurencombinatie waarin een dergelijk merk na inschrijving effectief wordt gebruikt, beïnvloedt namelijk de wijze waarop de consument dit merk waarneemt zodat die kleur of kleurencombinatie bijgevolg het gevaar voor verwarring of associatie tussen het oudere merk en het teken dat daarop beweerdelijk inbreuk maakt kan doen toenemen. Het zou hierdoor naar het oordeel van het Hof onlogisch zijn aan te nemen dat de omstandigheid dat een derde gebruikmaakt van een kleur of kleurencombinatie die een aanzienlijk deel van het publiek met dat oudere merk is gaan associëren, bij de globale beoordeling niet in aanmerking mag worden genomen om de enkele reden dat dit oudere merk in zwart-wit is ingeschreven. Anderzijds is ook relevant of de derde die gebruikmaakt van een teken dat beweerdelijk inbreuk maakt op het ingeschreven merk, door een aanzienlijk deel van het publiek wordt geassocieerd met de specifieke kleur of kleurencombinatie die hij gebruikt om dat teken weer te geven. De omstandigheid dat Asda zelf wordt geassocieerd met de kleur groen, kan dus tot gevolg hebben dat het gevaar voor verwarring of associatie tussen deze tekens en de merken van de Specsaversgroep afneemt.

 

IEPT20100624, HvJEU, Barbara Becker

Verwijzing naar dezelfde familienaam leidt niet automatisch tot begripsmatige overeenstemming. Geschil omtrent de ingestelde oppositie tegen de inschrijving van het gemeenschapsmerk BARBARA BECKER, ingesteld op basis van de merkregistraties BECKER ONLINE PRO en BECKER. De eerste kamer van beroep van het BHIM oordeelde dat het merk kon worden ingeschreven. Het Gerecht vernietigde dit oordeel. Volgens het Hof heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, door de beoordeling van de begripsmatige overeenstemming van de merken op aan de rechtspraak ontleende algemene overwegingen te baseren, zonder alle relevante – voor de onderhavige zaak specifieke – elementen te hebben onderzocht. In het kader van de overweging van het Gerecht dat de merken naar dezelfde familienaam verwijzen en dus in die zin overeenstemmen, oordeelt het Hof dat dit ertoe zou leiden dat elke familienaam die een ouder merk vormt, kan worden tegengeworpen aan de inschrijving van een merk dat uit een voornaam en uit die naam bestaat, ook al komt laatstgenoemde naam bijvoorbeeld veel voor of beïnvloedt de toevoeging van de voornaam de perceptie van het relevante publiek van het aldus samengestelde merk vanuit begripsmatig oogpunt. Het Hof wijst op het vereiste dat het gevaar voor verwarring globaal dient te worden beoordeeld, met inaanmerkingneming van alle relevante factoren van het concrete geval en op basis van de door de conflicterende merken opgeroepen totaalindruk. Gewezen wordt op de vraag of de betrokken familienaam weinig dan wel veel voorkomt, de bekendheid van de persoon die verzoekt om de inschrijving als merk van zijn voornaam en zijn familienaam, en de plaats die een familienaam inneemt in een samengesteld merk.

 

IEPT20090903, HvJEG, Aceites del Sur v Koipe (Carbonell v La Espanola)

Gerecht mocht oordelen dat beeldelement domineert bij vergelijking tekens. Het Gerecht mocht oordelen dat het beeldelement van de conflicterende merken - beide etiketten voor olijfolie - domineerde ten opzichte van de andere bestanddelen van deze merken, in het bijzonder het woordelement. Hierdoor kon het Gerecht op goede gronden baseren op de overeenstemming van de tekens en daaruit het bestaan van gevaar voor verwarring tussen de merken La Española en Carbonell concluderen, waarbij de visuele vergelijking van de tekens van wezenlijk belang werd geacht. Het Gerecht heeft niet nagelaten om rekening te houden met het woordelement. Het Gerecht heeft namelijk gesteld dit element te verwaarlozen was, in het bijzonder op grond dat de verschillen tussen de woordtekens van de conflicterende merken niet kunnen afdoen. Gerecht heeft vastgesteld dat olijfolie in Spanje een zeer gangbaar consumptiegoed is, dat olijfolie doorgaans wordt gekocht in supermarkten of handelszaken waar de waren naast elkaar op schappen zijn geplaatst en dat de consument zich eerder laat leiden door de visuele impact van het gezochte merk. Het Gerecht kon op goede gronden daaruit afleiden dat in deze omstandigheden het beeldelement van de conflicterende merken van groter belang is, waardoor het gevaar voor verwarring van deze merken toeneemt, en dat de betrokken tekens moeilijker te onderscheiden zijn.

 

IEPT20081218, HvJEG, Mobilix

Auditieve en visuele overeenstemmingen kunnen worden geneutraliseerd door begripsmatige verschillen. In het kader van de globale beoordeling van het verwarringsgevaar - in dit geval tussen het woordmerk OBELIX het merk MOBILIX - kunnen auditieve en visuele overeenstemmingen worden geneutraliseerd door begripsmatige verschillen, voor zover ten minste een van deze tekens voor het relevante publiek een duidelijke en vaste betekenis heeft die dit publiek onmiddellijk kan begrijpen. Het Hof overweegt in het kader van het argument van de merkhouder dat hij houder is van een merkenfamilie met het achtervoegsel “-ix”, dat het bestaan van verschillende merken die gemeenschappelijke kenmerken bezitten waardoor zij kunnen worden geacht deel uit te maken van eenzelfde familie of serie van merken, alleen bij de de beoordeling van verwarringsgevaar moeten betrokken indien in oppositie is gebaseerd op deze merken. De oppositie was in dit geval echter uitsluitend op het merk OBELIX gebaseerd.

 

IEPT20070612, HvJEG, Limoncello

Alleen wanneer alle andere bestanddelen van het merk te verwaarlozen zijn, kan de overeenstemming op basis van enkel het dominerende bestanddeel worden beoordeeld. Oppositie tegen het rechts weergegeven woord-/beeldmerk op grond van het oudere nationale woordmerk LIMONCHELO. Na bespreking van de standaardarresten over de beoordeling van verwarringsgevaar, overweegt het Hof dat het Gerecht heeft vastgesteld dat het aangevraagde merk een dominerend element had bestaande in de afbeelding van een met citroenen versierd rond bord en daaruit vervolgens heeft afgeleid dat de fonetische of begripsmatige kenmerken van de overige elementen van het merk niet hoefden te worden onderzocht. Dit omdat het feit dat de afbeelding van een met citroenen versierd rond bord de andere bestanddelen van het aangevraagde merk domineerde, elk gevaar voor verwarring op grond van visuele, fonetische of begripsmatige overeenstemming van de termen limonchelo en limoncello, die deel uitmaken van de betrokken merken, belette. Het Hof oordeelt dat het Gerecht met deze benadering geen globale beoordeling van het gevaar voor verwarring van de betrokken merken heeft gemaakt. Bij het onderzoek of sprake is van gevaar voor verwarring moet immers niet slechts één bestanddeel van een samengesteld merk in de beschouwing worden betrokken en worden vergeleken met een ander merk, maar moeten de betrokken merken elk in hun geheel worden onderzocht, hetgeen niet uitsluit dat de totaalindruk die een samengesteld merk bij het relevante publiek nalaat, in bepaalde omstandigheden door een of meerdere bestanddelen ervan kan worden gedomineerd. Alleen wanneer alle andere bestanddelen van het merk te verwaarlozen zijn, kan de overeenstemming op basis van enkel het dominerende bestanddeel worden beoordeeld.

 

IEPT20060323, HvJEG, Mülhens v BHIM

Uit Lloyd/Loint’s kan niet worden afgeleid dat bij enkele auditieve overeenstemming noodzakelijkerwijs gevaar voor verwarring bestaat. Uit het Lloyd/Loint’s-Arrest (IEPT19990622) kan niet worden afgeleid dat telkens wanneer er enkel een auditieve overeenstemming tussen twee tekens is, er noodzakelijkerwijs een gevaar voor verwarring bestaat. Het Hof overweegt onder verwijzing naar het Picasso/Picaro-arrest (IEPT20060112) dat de globale beoordeling inhoudt dat auditieve overeenstemmingen tussen twee tekens kunnen worden geneutraliseerd door de begripsmatige en visuele verschillen daartussen, voor zover ten minste een van deze tekens voor het relevante publiek een duidelijke en vaste betekenis heeft die dit publiek onmiddellijk kan begrijpen. Het Gerecht mocht derhalve oordelen dat dat de mate van overeenstemming tussen het woordmerk ZIRH en het SIR-teken in kwestie niet voldoende is om verwarringsgevaar aan te nemen.

 

IEPT20060112, HvJEG, Picasso v Picaro 

Begripsmatige verschillen kunnen opwegen tegen visuele en fonetische gelijkenis. Geschil omtrent de inschrijving van het merk PICARO voor auto’s. De verwanten van de schilder Picasso stelden oppositie in, op grond van het woordmerk PICASSO, dat mede was ingeschreven voor auto’s. Het Hof oordeelt dat het Gerecht met haar oordeel dat - wanneer ten minste een van de twee betrokken tekens voor het relevante publiek een duidelijke en vaste betekenis heeft die het publiek dus onmiddellijk kan begrijpen - de tussen deze tekens vastgestelde begripsmatige verschillen kunnen opwegen tegen de visuele en fonetische gelijkenissen ervan (en het oordeel dat hier in casu sprake van is nu het publiek in het teken PICASSO onvermijdelijk een verwijzing naar de schilder ziet) - geen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.

 

IEPT20051006, HvJEG, Medion v Thomson

Voor verwarringsgevaar is niet vereist dat het deel van een samengesteld teken dat overeenstemt met een merk de totaalindruk daarvan domineert. Bezwaar tegen gebruik van het merk Thomson Life op grond van het oudere merk Life. Het Hof oordeelt dat wanneer het bestreden teken wordt gevormd door samenvoeging van de firmanaam van een derde met een ingeschreven merk dat een normaal onderscheidend vermogen heeft - en dit ingeschreven merk weliswaar niet als enige bepalend is voor de totaalindruk van het samengestelde teken, maar daarin wel een zelfstandige onderscheidende plaats behoudt - verwarring kan ontstaan. Voor de constatering dat er sprake is van verwarringsgevaar kan niet als voorwaarde worden gesteld dat het deel van het samengestelde teken dat uit het oudere merk bestaat, de door dat teken opgeroepen totaalindruk domineert.

 

IEPT20040428, HvJEG, Matratzen Concord v BHIM

Merken moeten in hun geheel worden vergeleken bij beoordeling overeenstemming. Oppositie tegen de inschrijving van het afgebeelde woord-/beeldmerk op grond van het Spaanse woordmerk MATRATZEN. Het Gerecht heeft volgens het Hof terecht gepreciseerd dat bij de beoordeling van de overeenstemming van twee merken niet slechts één bestanddeel van een samengesteld merk mag worden beschouwd en vergeleken met een ander merk, maar dat de betrokken merken juist elk in hun geheel met elkaar moeten worden vergeleken. Het Gerecht overwoog vervolgens dat dit niet uitsluit dat de totaalindruk die een samengesteld merk oproept in bepaalde omstandigheden door een of meer van de bestanddelen ervan kan worden gedomineerd. Het betoog dat het Gerecht door een onjuiste uitlegging van de feiten het woord “Matratzen” als het dominerende bestanddeel van het aangevraagde merk heeft beschouwd ziet op een feitelijke waardering die geen rechtsvraag oplevert die als zodanig vatbaar is voor toetsing door het Hof.

 

IEPT19990622, HvJEG, Lloyd v Loint’s

Overeenstemming moet worden gebaseerd op mate van visuele, auditieve en begripsmatige gelijkenis. Om de mate van overeenstemming tussen de betrokken merken te beoordelen, moet de nationale rechter de mate van visuele, auditieve en begripsmatige gelijkenis ervan bepalen alsook in voorkomend geval het aan deze verschillende elementen te hechten belang, met inaanmerkingneming van de aard van de betrokken waren of diensten en de omstandigheden waaronder zij in het economisch verkeer worden gebracht.

 

IEPT19971111, HvJEG, Puma v Sabel

Globale beoordeling dient te berusten op totaalindruk, rekening houdend met onderscheidende en dominerende bestanddelen. De globale beoordeling dient wat de visuele, auditieve of begripsmatige gelijkenis betreft te berusten op de totaalindruk die door de merken wordt opgeroepen, daarbij onder meer rekening houdend met hun onderscheidende en dominerende bestanddelen. De indruk die bij de gemiddelde consument van de betrokken soort waren of diensten achterblijft, speelt een beslissende rol in de globale beoordeling van het verwarringsgevaar. De gemiddelde consument nu neemt een merk gewoonlijk als een geheel waar en let niet op de verschillende details ervan. Het verwarringsgevaar is des te groter naarmate de onderscheidingskracht van het oudere merk sterker is. Derhalve kan niet worden uitgesloten, dat een begripsmatige gelijkenis voortvloeiend uit het feit dat twee merken afbeeldingen met een overeenstemmende begripsinhoud gebruiken – zoals een luipaard en een poema - verwarring kan doen ontstaan in een geval waarin een ouder merk hetzij van huis uit, hetzij wegens zijn bekendheid bij het publiek, bijzondere onderscheidingskracht bezit. In omstandigheden als die van het hoofdgeding waarin het oudere merk geen bijzondere bekendheid geniet en bestaat uit een afbeelding met weinig suggestieve elementen, volstaat een louter begripsmatige gelijkenis tussen de merken niet om verwarringsgevaar te scheppen.

 

Hoge Raad

 

IEPT20180713, HR, FFF v Levola I-III

‘Veralgemeneringsstap’ van hof geen onjuiste gedachtegang. Begripsmatige overeenstemming berust naar haar aard op een meer abstracte notie, zoals een gemeenschappelijke betekenis, gedeelde eigenschap of gemeenschappelijk kenmerk van beide tekens. Voor het onderzoek naar begripsmatige overeenstemming ligt in de redenering dan ook een – al dan niet tot uitdrukking te brengen – schakel in de rede als die welke in het onderdeel wordt aangeduid als ‘veralgemeniseringsstap’. Het hof heeft dus, anders dan het onderdeel betoogt, niet een eigen criterium in het leven geroepen, maar een niet onjuiste gedachtegang gevolgd.

 

IEPT20150220, HR, Ajax

Indien sprake is van overeenstemming moet verwarringsgevaar of verband worden onderzocht. Beoordeling verwarringsgevaar (sub b) of verband (sub c) kan slechts achterwege blijven indien in geen enkel opzicht overeenstemming bestaat tussen merk en teken. Hof had dus gezien het eigen oordeel dat wel sprake was van enige overeenstemming tussen vesten en rood-wit merken ook verwarringsgevaar, of de rood-wit merken bekende merken zijn en of publiek verband legt tussen merk en teken moeten onderzoeken.