Artikel 58

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Niettegenstaande artikel 56, lid 3, geschiedt de kennisgeving van beslissingen waarvoor een termijn voor beroep geldt, van oproepen en van andere door de uitvoerend directeur van het Bureau aan te wijzen documenten per koerier of aangetekende brief met in beide gevallen ontvangstbevestiging. Alle overige kennisgevingen geschieden hetzij per koerier of aangetekende brief, al dan niet met ontvangstbevestiging, hetzij per gewone post.


2. Niettegenstaande artikel 56, lid 3, geschiedt kennisgeving aan geadresseerden die in de Europese Economische Ruimte („EER”) geen woonplaats, geen zetel en evenmin een werkelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel hebben en die geen vertegenwoordiger hebben aangewezen zoals vereist door artikel 119, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1001, door het stuk waarvan kennis moet worden gegeven, per gewone post te verzenden.


3. Wanneer de kennisgeving per koerier of bij aangetekende brief, al dan niet met ontvangstbevestiging, geschiedt, wordt deze geacht te zijn bezorgd op de tiende dag na de datum waarop de brief is gepost, tenzij de brief de geadresseerde niet of pas op een latere datum heeft bereikt. In geval van betwisting moet het Bureau aantonen dat de brief ter bestemming is aangekomen of, naargelang van het geval, de datum aan te tonen waarop de brief de geadresseerde werd bezorgd.


4. Kennisgeving per koerier of aangetekende post wordt geacht te zijn geschied zelfs al weigert de geadresseerde de brief in ontvangst te nemen.


5. Kennisgeving per gewone post wordt geacht te hebben plaatsgevonden op de tiende dag na die van de terpostbezorging.