Artikel 93

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Natuurlijke of rechtspersonen kunnen voor het Bureau slechts worden vertegenwoordigd door:
a) een advocaat die bevoegd is op het grondgebied van een der lidstaten praktijk uit te oefenen en kantoor houdt binnen de Gemeenschap, voor zover hij in die lidstaat bevoegd is op te treden als merkengemachtigde;
b) erkende gemachtigden die op een daartoe door het Bureau bij te houden lijst ingeschreven staan. In de uitvoeringsverordening wordt vastgesteld, of en onder welke voorwaarden de vertegenwoordigers bij het Bureau een bij het dossier te voegen ondertekende volmacht moeten indienen.
De vertegenwoordigers die optreden bij het Bureau dienen bij het Bureau een bij het dossier te voegen ondertekende volmacht in; de bijzonderheden hiervan worden geregeld in de uitvoeringsverordening.

2. Op de lijst van erkende gemachtigden kan iedere natuurlijke persoon worden ingeschreven die aan de volgende voorwaarden voldoet:
a) hij moet de nationaliteit van een van de lidstaten bezitten;
b) zijn kantoor of de plaats waar hij werkt, moet zich binnen de Gemeenschap bevinden;
c) hij moet bevoegd zijn om voor de centrale dienst voor de industriële eigendom van een lidstaat natuurlijke personen en rechtspersonen te vertegenwoordigen op het gebied van merken. Wanneer deze bevoegdheid in die lidstaat niet afhankelijk gesteld is van bijzondere beroepsbekwaamheid, moet degene die inschrijving op de lijst van het Bureau verzoekt ten minste vijf jaar regelmatig als vertegenwoordiger op het gebied van merken opgetreden zijn bij de centrale dienst voor de industriële eigendom van die staat. Deze voorwaarde inzake beroepsuitoefening geldt evenwel niet voor personen ten aanzien van wie, overeenkomstig de in een lidstaat bestaande voorschriften, officieel erkend wordt dat zij op het gebied van merken over de vereiste beroepsbekwaamheid beschikken om natuurlijke of rechtspersonen bij de centrale dienst voor de industriële eigendom van die staat te vertegenwoordigen.

3. De inschrijving geschiedt op verzoek, waarbij een door de centrale dienst voor de industriële eigendom van de betrokken lidstaat afgegeven bewijs overgelegd dient te worden waaruit blijkt dat de in lid 2 bedoelde voorwaarden vervuld zijn.

4. De voorzitter van het Bureau kan ontheffing verlenen van:
a) de in lid 2, onder c), tweede zin, bedoelde eis, indien de verzoeker het bewijs levert dat hij de vereiste bekwaamheid op een andere wijze heeft verworven;
b) de in lid 2, onder a), bedoelde eis in bijzondere omstandigheden.

5. De voorwaarden waaronder een persoon van de lijst van erkende gemachtigden kan worden geschrapt, worden geregeld in de uitvoeringsverordening.