Artikel 1

Print this page

1. De directeur van het bureau, bedoeld in artikel 15 van de Rijksoctrooiwet 1995, kan bij besluit een termijn die bij of krachtens de Rijksoctrooiwet 1995 is gesteld voor een bij dat besluit te bepalen duur verlengen, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is in verband met het door octrooihouders of aanvragers van octrooien niet kunnen voldoen aan die termijn als gevolg van maatregelen die verband houden met de bestrijding van de verspreiding van COVID-19.

 

2. Het eerste lid is niet van toepassing op de termijnen, bedoeld in de artikelen 61, eerste en tweede lid, en 62 van de Rijksoctrooiwet 1995.

 

3. De directeur kan aan een besluit als bedoeld in het eerste lid terugwerkende kracht toekennen tot en met uiterlijk 12 maart 2020, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is in verband met het door octrooihouders of aanvragers van octrooien niet kunnen voldoen aan die termijn als gevolg van maatregelen die verband houden met de bestrijding van de verspreiding van COVID-19.

 

4. De directeur maakt melding van een besluit als bedoeld in het eerste lid in het door het bureau periodiek uit te geven blad, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Rijksoctrooiwet 1995.

 

5. Artikel 81 van de Rijksoctrooiwet 1995 is van overeenkomstige toepassing op krachtens het eerste lid genomen besluiten.