Artikel 61

Print this page

  weegschaal.png

 

***LET OP: Tijdelijke rijkswet voorziening Rijksoctrooiwet 1995 COVID-19 van toepassing***

 

1. Voor de instandhouding van een octrooi moet elk jaar, voor het eerst voor de aanvang van het vierde jaar na de in artikel 29, eerste lid, bedoelde datum van indiening, op de laatste dag van de maand waarin de aanvrage die tot octrooi heeft geleid is ingediend, of ingevolge artikel 28, eerste lid, wordt aangemerkt te zijn ingediend, aan het bureau een bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur vast te stellen bedrag worden betaald.


2.  Voor de instandhouding van een Europees octrooi moet elk jaar, voor het eerst na afloop van het in artikel 86, vierde lid, van het Europees Octrooiverdrag bedoelde jaar doch niet eerder dan voor de aanvang van het vierde jaar na de in artikel 80 van het Europees Octrooiverdrag bedoelde datum van indiening, aan het bureau een bedrag als in het eerste lid bedoeld worden betaald en wel op de laatste dag van de maand waarin de datum van indiening valt, die de Europese octrooiaanvrage, die tot het octrooi heeft geleid, ingevolge artikel 80 van het Europees Octrooiverdrag met inachtneming van de artikelen 61 of 76 van dat verdrag, bezit. Indien het voor de eerste maal verschuldigde bedrag zou moeten worden betaald binnen een termijn van twee maanden na de dag waarop overeenkomstig artikel 97, vierde lid, van het Europees Octrooiverdrag de vermelding van de verlening van het Europees octrooi is gepubliceerd, kan dit bedrag nog worden betaald op de laatste dag van de maand waarin deze termijn eindigt.

 
3.  Bij betaling na de vervaldag zijn bij of krachtens algemene maatregel van Rijksbestuur vast te stellen verhogingen verschuldigd.