Artikel 27a

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Degene die het examen, bedoeld in artikel 23a van de wet, wenst af te leggen, legt aan de examencommissie een van de volgende bescheiden over:

a. het getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd examen dat geldt als afsluiting van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs, verzorgd door de faculteit der wiskunde en natuurwetenschappen van een instelling als bedoeld in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, onder a, b of h;

b. het getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd examen dat geldt als afsluiting van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs op het gebied van de techniek of van de landbouw en de natuurlijke omgeving;

c. het bewijs, dat hij, na met goed gevolg hetzij de volledige opleiding tot beroepsofficier bij een technisch wapen of dienstvak aan de Koninklijke Militaire Academie, hetzij de volledige opleiding tot beroepszeeofficier of tot beroepsofficier van een van de technische diensten bij het Koninklijk Instituut voor de Marine te hebben doorlopen, ten minste gedurende vijf jaar als beroepsofficier belast is geweest met werkzaamheden van technische aard;

d. een diploma van een buitenlandse universiteit, instelling voor hoger onderwijs of andere instelling met hetzelfde opleidingsniveau op het gebied van de wiskunde, de natuurwetenschappen, de techniek of de landbouw en de natuurlijke omgeving dat voldoet aan artikel 11, onder e, van de richtlijn.

 

2. De examencommissie kan degene die het examen wenst af te leggen, vrijstellen van de plicht om een van de bescheiden, bedoeld in het eerste lid, over te leggen, indien hij naar het oordeel van de examencommissie en de raad van toezicht van de orde ruime ervaring heeft met octrooiaangelegenheden, doordat hij een aanmerkelijk aantal jaren werkzaamheden heeft verricht die hem geschikt maken om als octrooigemachtigde op te treden.

 

3. Onverwijld na ontvangst van een verzoek om vrijstelling als bedoeld in het tweede lid, zendt de examencommissie een afschrift daarvan aan de raad van toezicht.

 

4. De examencommissie beslist binnen vier weken na ontvangst van het verzoek, dan wel binnen zestien weken na ontvangst van het verzoek indien zij zich nader over het verzoek wil beraden en zij daarvan bericht doet aan de betrokkene. Indien zij overweegt het verzoek af te wijzen, zijn de artikelen 23s en 23t van de wet van overeenkomstige toepassing.