Artikel 27b

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Degene die de proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 23a van de wet, wenst af te leggen, legt aan de examencommissie een van de volgende bescheiden over:

a. een opleidingstitel als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de richtlijn, afgegeven door een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, van de richtlijn, dat door een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland is voorgeschreven om op het grondgebied van die staat als gemachtigde in octrooizaken op te kunnen treden en dat in een lidstaat of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland is behaald, dan wel

b. een bewijs dat hij het optreden als gemachtigde in octrooizaken gedurende een jaar tijdens de voorafgaande tien jaar voltijds, of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds, heeft uitgeoefend in een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, waar het beroep van octrooigemachtigde niet is gereglementeerd als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van de richtlijn en in het bezit is van een of meer bekwaamheidsattesten of opleidingstitels die voldoen aan artikel 13, tweede lid, onder a tot en met c, van de richtlijn.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de erkenning van beroepskwalificaties geweigerd indien de migrerende beroepsbeoefenaar in het bezit is van een bekwaamheidsattest op het kwalificatieniveau, bedoeld in artikel 11, onder a, van de richtlijn.

 

3. De beroepservaring van een jaar, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt niet geëist indien de migrerende beroepsbeoefenaar met de opleidingstitel of opleidingstitels een gereglementeerde opleiding als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder e, van de richtlijn heeft afgesloten.
 

4. De examencommissie aanvaardt als bewijs dat door de desbetreffende kandidaat aan het eerste lid wordt voldaan de attesten en opleidingstitels als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, van de richtlijn die met het oog daarop door de bevoegde autoriteit van de staat, bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt.