Artikel 27d

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Om het examen of de proeve van bekwaamheid met goed gevolg af te leggen, is vereist dat degene die zich daaraan onderwerpt, ervan blijk geeft:

a. dat hij voldoende kennis bezit van het Nederlandse recht met betrekking tot de industriële eigendom alsmede de meest relevante buitenlandse wetgeving en de belangrijkste internationale regelingen die daarop betrekking hebben,

b. dat hij in staat is het recht en de regelingen, bedoeld onder a, toe te passen in de praktijk en

c. dat hij kennis bezit van de beginselen van het Nederlandse burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht, voor zover deze kennis nodig is voor een goed begrip van het Nederlandse recht met betrekking tot de industriële eigendom.

 

2. De examencommissie bepaalt welke onderwerpen, kennis en vaardigheden als uitwerking van de exameneisen, bedoeld in het eerste lid, getoetst zullen worden. Het besluit van de examencommissie over de uitwerking van de exameneisen behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

 

3. Degene die zich onderwerpt aan de proeve van bekwaamheid wordt niet getoetst op kennis waarover hij blijkens de door hem overgelegde diploma's, bewijsstukken of opleidingstitels, bedoeld in artikel 27b, eerste lid, reeds beschikt en op vaardigheden en competenties die de aanvrager heeft verworven in het kader van zijn beroepservaring of in het kader van een leven lang leren als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder I, van de richtlijn en die met dat doel door een bevoegde instantie formeel zijn gevalideerd, in een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland of een derde land.

 

4. Een ieder die het examen of de proeve van bekwaamheid met goed gevolg heeft afgelegd, verkrijgt een getuigschrift als bewijs daarvan.