Artikel 6

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Het bedrag dat krachtens artikel 23, derde lid, van de wet bij de indiening van een verzoekschrift tot herstel in de vorige toestand moet worden betaald is € 161.

 

2. Het bedrag dat krachtens artikel 24, vijfde lid, van de wet bij de indiening van een aanvrage om octrooi moet zijn betaald, is:

a. bij elektronische indiening: € 80, en

b. bij indiening op papier: € 120.

 

3. Het bedrag dat krachtens artikel 32, eerste lid, bij de indiening van een in dat artikel bedoeld verzoekschrift moet worden betaald is, indien het betreft:

een verzoekschrift tot het instellen van een onderzoek naar de stand van de techniek met inbegrip van een schriftelijke opinie, niet zijnde een onderzoek naar de stand van de techniek van internationaal type met inbegrip van een schriftelijke opinie: € 100;

een verzoekschrift tot het doen onderwerpen van een aanvrage aan een onderzoek naar de stand van de techniek van internationaal type met inbegrip van een schriftelijke opinie: € 794.

 

4. De in het derde lid genoemde bedragen worden terugbetaald, indien binnen een termijn van drie maanden na de indiening van het verzoekschrift het resultaat wordt overgelegd van een reeds eerder door het Europees Octrooibureau of het bureau op een overeenkomstige octrooiaanvrage ingesteld overeenkomstig onderzoek naar de stand van de techniek.

 

5. De in het derde lid genoemde bedragen behoeven niet te worden betaald voor een verzoekschrift tot het instellen van een onderzoek naar de stand van de techniek, indien bij het verzoekschrift het resultaat wordt overgelegd van een reeds eerder door het Europees Octrooibureau of het bureau op een overeenkomstige octrooiaanvrage ingesteld overeenkomstig onderzoek naar de stand van techniek.

 

6. Het bedrag dat krachtens artikel 52, eerste, zesde en zevende lid, van de wet moet worden betaald ter zake van de indiening van de vertaling in het Nederlands of in het Engels van een Europees octrooischrift of, indien het Europees octrooi in oppositie is gewijzigd, van een nieuw Europees octrooischrift, onderscheidenlijk van een verbeterde vertaling van een Europees octrooischrift of een nieuw Europees octrooischrift, is € 25.

 

7. Het bedrag dat krachtens artikel 61, eerste of tweede lid, van de wet ter zake van de instandhouding van een octrooi onderscheidenlijk een Europees octrooi elk jaar moet worden betaald, is voor:

het vierde jaar: € 40,

het vijfde jaar: € 100,

het zesde jaar: € 160,

het zevende jaar: € 220,

het achtste jaar: € 280,

het negende jaar: € 340,

het tiende jaar: € 400,

het elfde jaar: € 500,

het twaalfde jaar: € 600,

het dertiende jaar: € 700,

het veertiende jaar: € 800,

het vijftiende jaar: € 900,

het zestiende jaar: € 1.000,

het zeventiende jaar: € 1.100,

het achttiende jaar: € 1.200,

het negentiende jaar: € 1.300,

het twintigste jaar: € 1.400

 

8. De verhoging welke krachtens artikel 61, derde lid, van de wet verschuldigd is bij betaling na de vervaldag is gelijk aan 50 procent van het overeenkomstig het zevende lid voor dat jaar te betalen bedrag.

 

9. De vergoeding die krachtens artikel 84, derde lid, van de wet, voor het in dat artikel bedoelde advies verschuldigd is, bedraagt € 340.

 

10. Elk jaar wordt bezien of het in dat jaar gepubliceerde prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie aanleiding geeft tot wijziging van de bedragen, genoemd in het eerste tot en met derde, en zesde tot en met negende lid. De gewijzigde bedragen worden bij ministeriële rijksregeling vastgesteld.