Artikel 17

Print this page

  weegschaal.png

 

1.   Wanneer een nationaal orgaan of dienst als bedoeld in artikel 30, lid 4, van de basisverordening een aanvraag ontvangt, zendt dit orgaan of deze dienst het Bureau overeenkomstig artikel 49, lid 2, van de basisverordening tezamen met de aanvraag een ontvangstbevestiging toe. In deze ontvangstbevestiging worden ten minste het door het nationale orgaan of de dienst toegekende dossiernummer, het aantal toegezonden stukken en de datum van ontvangst door het nationale orgaan of de dienst vermeld. Het nationale orgaan of de dienst geeft de aanvrager een afschrift van de ontvangstbevestiging af.

 

2.   Wanneer het Bureau rechtstreeks van de aanvrager of door tussenkomst van een nationaal orgaan of dienst een aanvraag ontvangt, brengt het, onverminderd andere bepalingen, op de stukken waaruit de aanvraag bestaat, een dossiernummer en de datum van ontvangst door het Bureau aan en geeft het een ontvangstbevestiging aan de aanvrager af. In deze ontvangstbevestiging worden ten minste het door het Bureau toegekende dossiernummer, het aantal ontvangen stukken, de datum van ontvangst door het Bureau en de datum van aanvraag in de zin van artikel 51 van de basisverordening vermeld. Het Bureau geeft het nationale orgaan of de dienst, door tussenkomst waarvan het de aanvraag heeft ontvangen, een afschrift van de ontvangstbevestiging af.

 

3.   Wanneer op het ogenblik waarop het Bureau door tussenkomst van een nationaal orgaan of dienst een aanvraag ontvangt, sinds de indiening ervan door de aanvrager, meer dan een maand is verstreken, kan de datum van aanvraag in de zin van artikel 51 van de basisverordening niet vroeger zijn dan de datum van ontvangst door het Bureau, tenzij het Bureau aan de hand van voldoende bewijsstukken vaststelt dat de aanvrager het overeenkomstig artikel 49, lid 1, onder b), van de basisverordening en artikel 16, lid 2, van deze verordening van de indiening in kennis heeft gesteld.