Artikel 41

Print this page

  weegschaal.png

 

1. De beslissing om een dwanglicentie overeenkomstig artikel 29, leden 1, 2 en 5, van de basisverordening te verlenen, moet een uiteenzetting bevatten van het openbaar belang dat in aanmerking is genomen.

 

2. Als openbaar belang geldt met name:

a) de bescherming van het leven of de gezondheid van mens, dier of plant;

b) de noodzaak, materiaal met bepaalde eigenschappen op de markt te brengen;

c) de noodzaak, het kweken van verbeterde rassen te blijven aanmoedigen.

 

3. De beslissing om een dwanglicentie overeenkomstig artikel 29, lid 5a, van de basisverordening te verlenen, moet een uiteenzetting bevatten van de redenen waarom de uitvinding een belangrijke technische vooruitgang van aanzienlijk economisch belang vertegenwoordigt. De volgende gronden kunnen in het bijzonder redenen zijn waarom de uitvinding een belangrijke technische vooruitgang van aanzienlijk economisch belang vertegenwoordigt ten opzichte van het beschermde plantenras:

a) verbetering van de teelttechnieken;

b) verbetering van het milieu;

c) verbetering van de technieken ter bevordering van het gebruik van genetische biodiversiteit;

d) verbetering van de kwaliteit;

e) verbetering van de opbrengst;

f) verbetering van de weerstand;

g) verbetering van de aanpassing aan bijzondere klimatologische en/of milieuomstandigheden.

 

4. De dwanglicentie is niet uitsluitend.

 

5. De dwanglicentie mag niet worden overgedragen, tenzij tezamen met het deel van een onderneming dat van deze licentie gebruik maakt, of in het in artikel 29, lid 5, van de basisverordening bedoelde geval, wanneer tegelijkertijd het houderschap van een hoofdzakelijk afgeleid ras wordt overgedragen.